Noord-Ierland betovert daadwerkelijk (deel 9)

27 juni 2018 - Derryveagh Mountains, Ierland

Kasteel Glenveagh kijkt over Lough Veagh uit. Het ligt bovenop een soort voorland, dat in het meer vooruitspringt. Slechts weinig gebouwen in Ierland kunnen zich op zo’n prachtige omgeving beroemen. Het kasteelachtige herenhuis van ruw uitgehakt graniet is tussen 1870 en 1873 gebouwd volgens het ontwerp van John Townsend Trench, een neef van John Adair. Het bestaat uit een rechthoekige burchttoren van vier verdiepingen met muren die wel anderhalve meter dik zijn. Kantelen, geschutskoepels en een ronde toren vormen de verdediging van de vesting. In veel kamers staat nog meubilair van de laatste eigenaar.

De tuinen, waar wij doorheen wandelden, vonden ruim honderd jaar geleden hun oorsprong. De weelderigheid van de exotische planten staat in schril contrast met de sobere bergen in de omgeving. Mevrouw Adair leidde het onderhoud van de tuinen, de inspanningen van Henry McIlhenny zorgden voor de buitengewone charme van de tuinen. Pijnbomen en rhododendrons bieden beschutting tegen de wind, waardoor kwetsbare planten uit Chili, Madeira en Tasmanie kunnen overleven en tot bloei kunnen komen.

De tuinen beslaan ongeveer elf hectare, opgebouwd als een netwerk van informele tuinen, elk met een eigen thema. In mei, als wij er zijn, staan de rhododendrons op hun mooist te bloeien, in augustus heeft de ommuurde tuin de meeste kleurenpracht. De tearoom serveert heerlijk, zelfgemaakt gebak. Wij worden in onze keuze geadviseerd door een Nederlands echtpaar, dat hier al voor de zoveelste keer voor een bezoek terugkeert. Hun dochter is met een Ier getrouwd en woont in de nabije omgeving.

“Je raakt in dit prachtige landschap nooit uitgekeken”, formuleert het stel zijn ervaringen in duplo. “En we blijven natuurlijk terugkomen”.

In Glenveagh Nationaal Park leeft een van de twee grootste roedels edelherten in Ierland. Hoewel de herten volledig in het wild leven, worden zij door een omheining van veertig kilometer lengte binnen het landgoed gehouden. In de zomer verblijven de dieren in de hooggelegen gebieden, pas in de winter of tijdens stormachtig weer komen zij naar de meer beschutte laaggelegen velden. Wij zijn dan ook geen edelhert tegengekomen.

Een groot deel van het park bestaat uit bergen die alleen voor wandelaars met een goede uitrusting geschikt zijn. Dat zijn wij niet. Wij hebben ons dus niet hoeven aan te melden bij het bezoekerscentrum om onze route door te geven. Tussen de heuvels met veengras en allerlei soorten hei kwamen we gele ganzerik tegen en het kleine roze heidekartelblad. Erna heeft daar een scherp oog voor en begint dan onmiddellijk in het Latijn tegen mij uit te varen. Af en toe zagen we een slechtvalk, maar de in Ierland geherintroduceerde steenarend kwam niet in ons blikveld.

Om het majestueuze Lough Veagh heen staan her en der verspreide restanten van een woud, dat eens bijna geheel Donegal besloeg. De oude naam Derryveagh betekent ‘woud van eiken en berken’, de belangrijkste soorten bomen die nog steeds in de bossen zijn te vinden. 

De betovering van Glenveagh vindt zijn oorsprong in de onbedorvenheid van het gebied, een omgeving met prachtige uitzichten en schitterende natuur.

(wordt vervolgd)