Het romantische decor van Ronda (2)

10 januari 2018 - Ronda, Spanje

Ronda proeven is tussen hoge rotsen in een wijde cirkel van bergen smaak opdoen van een fabelachtige plek. Kuieren door dit stadje brengt ons in een wonderlijke, magische wereld, die het menselijke met het goddelijke verenigt. Bij de rand van de afgrond staat het Staatshotel op een plaats, waar vroeger het stadhuis stond. In een rondwandeling storten wij ons in de legendarische kloof, zij het in geleidelijk tempo. Een enkeling kruist ons diepgaande pad. Twee Amerikanen uit LA, eentje met tulband op, komen we twee keer tegen. Zo’n dubbele ontmoeting overkomt ons ook met een Emmeloords echtpaar, dat zich in onze coterie het resultaat van een derde treffen realiseert: trakteren! We hebben het stel niet meer gezien.

De kloof is op de klaterende waterval na muisstil. Op sommige plekken is het opletten geblazen, misstappen zit in kleine, smalle doorgangetjes. Wordt hier beneden elektriciteit opgewekt? Niemand die het ons kan vertellen. 

Ook in het ‘Huis van de Heilige Juan Bosco’ valt geen knaagdier te beluisteren. Serene stilte heerst in een van de betoverendste uithoekjes van Ronda. Binnengetreden ontwaren we een wakend engeltje, dat ons voor twee euro per persoon toegang verleent. Het prinsesje is studente, houdt haar benen onder het robijnrode Andalusische kleed, dat over haar tafeltje is gedrapeerd en waaronder zich een kacheltje bevindt. Ze heeft gelijk. Als je stil zit, is het tamelijk koud.

Wij wandelen naar de patio met wandtegels uit de tijd van de Nazarinen. We bekijken een verzameling pottenbakkerskunst uit de streek en een collectie voorwerpen van een beroemde keramist uit Cuenca. Het Don Bosco-huis is in het begin van de 20e eeuw in modernistische stijl door architect Santiago Sanguinetti gebouwd. Op de zonnegaanderij lopen we langs wandtapijten uit de 19e eeuw. Er staat meubilair van notenhout, een ingelegd meubel heeft diverse laatjes en vakjes. De schoorsteenmantel, de eetzaal, alles is in Ronda vervaardigd in de zuiverste Castilliaanse stijl. Om onze vingers bij af te likken.

Vanuit het ‘hangende huis’ genieten we een magistraal uitzicht op de Vallei van de Guadalevin met molens en boomgaarden - ‘land van de peren en kweeperen’ - en op de 13e eeuwse stadsmuren van Albacara. Die staan op een plek waar de afgrond meer dan honderd meter diep is en maken deel uit van een natuurlijk, door de Taag gevormd verdedigingssysteem. De buitenste wal bedoeld als omheind terrein voor de kudden, als er gevaar dreigde of als de stad werd belegerd. In die buitenwal zitten twee poorten. De Windpoort verleent toegang tot de Vallei van Albacara, via de Molenpoort (Christusboog) kunnen we de Taag met zijn graan- en oliemolens bereiken.

Onze omzwerving te voet blijft internationaal getint. We botsen eerst op een half dozijn naar blijkt Russen, die zowel Engelse als Spaanse taal beheersen. Even later is de beurt aan een Chinees echtpaar, waarvan manlief ons uiterst vriendelijk aanschiet. Hij vraagt de weg naar de Arabische baden.

“Dáár, bij die oude poort met hoefijzer”, probeer ik met een stokje aan te wijzen. 

Hij verstaat me, buigt als bamboe en glimlacht uitbundig.

(wordt vervolgd)

Foto’s

3 Reacties

  1. Marijke:
    10 januari 2018
    Wervend en wervelend beschreven Ronda-rijkdom-romantiek!
  2. 10 januari 2018
    Wat een mooi romantisch verhaal.
  3. Cor Kluijtmans:
    21 januari 2018
    Ik was niet in de kloof. Knap gedaan! Heerlijk om te lezen want je beleeft het mee, temeer omdat je het stadje kent en herinneringen worden opgeroepen.