Terugblik op fietstocht naar Frankrijk (deel 13)

5 juli 2017 - Dinant, België

Hè, hè, het is puffen, maar België is bereikt. Mijn tellertje gaat richting honderd kilometer, mijn hart gaat sneller tikken voor Dinant. Daar is immers een treinstation, daar moet toch ook een hotelletje te vinden zijn. Het blijft stoempen en steunen, vooral als ik aan de verkeerde kant van de Maas het doodlopende bos wordt ingestuurd. Ik stuit op prikkeldraad dat een weiland omheint, waar koeien mij glazig aanstaren.

“Sorry, jongens, eh … meisjes, ik hoopte hier langs te kunnen”.

Een paar kilometer terug en de Maas over, om geen fietspad, maar de autoweg te treffen. Op zich lekker fietsen, glad wegdek, maar wel af en toe langsrazende auto’s. Dinant in zicht brengt twijfels mee. Rechtdoor of opnieuw oversteken. Ik ga rechtdoor, in de richting van het station. Dan weet ik in ieder geval waar zich dat bevindt. Het is de verkeerde zijde voor hotelaccommodatie, dus steek ik de met levensgrote muziekinstrumenten versierde brug over. De stad oogt gezellig druk. Mijn behoefte naar een slaapplek leidt me niet het centrum in, maar een stuk terug langs de bekende Meuse. Toch weer een paar kilometers extra in de kuiten, dus opgelucht bij het hotel aangeklopt.

“Non monsieur, we zitten vol. Momentje.”

Het laatste woord van de receptionist doet de hoop leven. Ten onrechte. Andere klanten aan zijn bar gingen voor. Voor mij is er geen plaats.

“Als u nog twee kilometer verder fietst, vervolgens linksaf nog eens twee, dan hebben ze in Castel de Pont-à-Lesse zeker een kamer voor u”.

Ondanks de afstand ben ik blij om dat te horen, aannemende dat de man de waarheid spreekt. Hij stuurt me niet terug de stad in, want daar zit alles vast en zeker volgeboekt. Er is iets van een muziekfestival gaande, een evenement waar mijn verlangen niet naar uitgaat. Ik puf en zucht mijn laatste loodjes, kom door een ‘donker getint oerwoud’, waar de vogels mij uitfluiten en ik een watertje hoor ruisen.

Twee en twee is vier, op mijn teller zijn er in totaal zes kilometers aan toegevoegd. Bier, bier, roept mijn dorstige keel. Vol verlangens stap ik een riant kasteelhotel binnen. De binnentuin is drukbezet en vol geroezemoes. De receptionist aan de balie is mij goed gezind. Ik krijg inderdaad een fraaie kamer, kan mijn fiets in een achterkamer stallen en ben nog op tijd voor een avondmaaltijd. Blij met deze gegevens stap ik naar de bar en bestel in sportieve, bezwete fietsoutfit een stevige pint van een halve liter. De dame achter de bar kijkt me met verbazing aan.

“Dat heeft u snel naar binnen gegoten”, spreekt ze zich uit.

“Zware fietstocht achter de rug, weet u. Ik heb er 125 kilometer voor in het zadel gezeten en ga nu een lekkere douche nemen voor ik een hapje ga eten”.

Opgefrist kom ik van m’n kamer beneden, loop langs de bar en word opnieuw door de bardame toegesproken.

“Hier heeft u nog zo’n bier, aangeboden door Emile van de receptie”.

Als een echte Duitse biervierder klok ik ook de tweede halve liter tamelijk rap naar binnen. Op één been is het ten slotte hinkelen, in ieder geval slecht lopen. In het restaurant heeft de receptionist een tafel voor me gereserveerd. Ik laat het me goed smaken, inclusief het glaasje wijn. Wijn op bier … moet kunnen.

Fysieke vermoeidheid en een dosis alcohol blijken in deze geschikte grondstoffen voor een goede nachtrust. Conform mijn gewoonte ben ik vroeg op, nuttig een vroeg ontbijt en vertrek vroegtijdig op mijn fiets, terug naar het treinstation aan overzijde van de Maas. Dat is toch weer een zevental kilometers voor ik te weten kom of en hoe laat ik met de trein in de richting van Maastricht kan komen.

1 Reactie

  1. Marijke:
    5 juli 2017
    125 km op één dag, alleen het lezen al doet diep zuchten en ook jaloers maken: wat een conditie! Ik hijgde gelijk het karre(n)paard na 5 km heuvelopwaarts tegen windkracht 6 in. De heuvel was wel erg steil is nu mijn smoes. En de wind erg hard. Maar dat jij je beide pints dubbel en dwars verdiend had, is buiten kijf!