(307) SAM69+, over zakkendragers en machthebbers

19 oktober 2015 - Gouda, Nederland

Maandag 19 oktober 2015

Vrede en verdraagzaamheid

Mijn moment van contemplatie in het stille Gouda brengt mij naar de Sint Joostbrug. Hier vind ik een ogenblik om bij de bijzondere kerkgeschiedenis van de stad stil te staan. In de 17-e eeuw houdt Gouda zijn naam hoog als stad waar gedogen van verschillende religieuze opvattingen norm is. Ik zie de vroegere verdraagzaamheid in de stad terug. Op de hoek van Lage Gouwe en Groenendaal staat een middeleeuwse kerk met een klein torentje. De Sint Joostkapel is rond 1429 door het Goudse zakkendragersgilde gesticht. Het gebouw doet tot de komst van de Geuzen in 1572 dienst als gildekapel. Na de protestantse machtsovername komen kapel en gasthuis in handen van het stadsbestuur. Voortaan dient de Sint Joostkapel als opslagplaats voor turf en brandemmers. Vanaf het einde van de 17-e eeuw mogen Lutheranen het gebouw gebruiken. Dat is nog te zien aan de zwaan op het torentje, kenmerk van veel Lutherse kerken.

Aan de andere kant van de Gouwe ligt nog een kerk, verscholen achter een rij gevels. Het is een katholieke schuilkerk uit 1630. Niet alleen gelovigen weten van het bestaan van deze kerk, ook de baljuw kent het geheime godshuis. Regelmatig hindert hij de mis door onverwacht binnen te vallen. De kerkgang blijft niettemin in stand. Tegenwoordig is het de Oud-Katholieke kerk van Sint Jan de Doper. Inderdaad … de tweede Goudse Sint Jan.

In onze vaderlandse geschiedenis is 1618 ook voor Gouda een roerig jaar. Van de verdraagzame stad zijn stadsbestuur en meeste inwoners zogenaamde remonstranten, volgelingen van de ‘vrijzinnige’ Leidse theoloog Arminius. De meeste andere steden en prins Maurits zijn echter op de hand van de streng calvinistische theoloog Gomarus. Deze Calvinist vindt dat God alles van tevoren heeft bepaald en dat de mens zelf niets heeft in te brengen. Tijdens de beroemde Synode van Dordrecht grijpen deze contra-remonstranten de macht. Als Gouda weigert mee te werken komt prins Maurits hoogst persoonlijk naar de stad om ‘de wet te verzetten’. Hij stelt een nieuw stadsbestuur aan, de remonstrantse dominee van de Sint-Janskerk moet vertrekken. Een aantal remonstranten verlaat hierop de Sint-Janskerk en begint voor zichzelf.

In 1629 stichten zij een eerste eigen kerk. Voor die tijd houden ze verboden diensten op allerlei locaties, zoals vestingwallen, lijnbanen en zelfs op het ijs. Voorganger Passchier de Fijne preekt eens op het ijs vanaf een slee, terwijl gemeenteleden achter hem aan schaatsen. Hij krijgt daarmee de bijnaam ‘het IJsvogeltje’. Bij onraad zijn het vogeltje en zijn volgelingen namelijk ‘snel gevlogen’.

Ook aan het Raoul Wallenbergplantsoen - goeie naam voor een ‘Krimi’ - houd ik even stil. Tot 1942 staat hier het klooster van de collatiebroeders. In dit jaar verwoest een grote brand het gehele bouwwerk. Nu staat er het zogenaamde Joodse Poortje. Oorspronkelijk geeft het poortje toegang tot de Joodse begraafplaats elders in de stad. Sinds 1980 dient het aan het plantsoen als monument ter nagedachtenis aan Joodse inwoners van Gouda. Godsdienst, oorlog, vrede. Samuel valt opnieuw even stil.