(320) SAM69+, over vier molens op rij

1 november 2015 - Aarlanderveen, Nederland

Zondag 1 november 2015

Onder, midden, boven in de put

In Aarlanderveen staat de enige werkende molenviergang ter wereld. Molenvriendin E. brengt mij op het spoor van vier molens, die overtollig water uit de polder naar de Oude Rijn afvoeren. Drie van die vier worden in 1785 en 1786 gebouwd: Ondermolen, Middenmolen en Bovenmolen. Voor het diepst uitgeveende deel blijkt in 1801 nog een vierde molen nodig: Putmolen.

Turfwinning uit de bodem van landerijen ten westen van het dorp ligt aan de basis van deze molenviergang. Na topjaar 1766 volgt afname van turfwinning doordat het gebied langzamerhand leeg raakt. Tussen 1760 en 1780 zijn honderden arbeiders aan het werk, uit het dorp zelf, uit de omgeving en uit vorstendommen die nu tot Duitsland behoren, zogenaamde ‘bovenlanders’ of ‘turfmoffen’. Grondeigenaren benutten turf ten dele voor eigen gebruik, de meesten baggeren voor de handel. Zij laten veenarbeiders, die als baggerlieden, knechten, turftreders, turfstikkers en turfmakers worden aangeduid, het zware werk doen.

In 1780 komt droogmaking van de inmiddels ontstane waterplas ter sprake. Uiteindelijk wordt besloten dat er drie schepradmolens op een rij komen, die op de Oude Rijn uitmalen. Hoogheemraden stellen in 1785 het ‘Reglement van uitmaling’ vast, daarmee de droogmaling van de polder voortvarend ter hand nemend. De bouw verloopt echter niet naar tevredenheid, bij alledrie wordt de opleverdatum overschreden. In 1787 begint de bovenmolen met bemaling, een maand later gevolgd door de middenmolen.   

Tijdens het droogmalen komen percelen land boven water. Grondeigenaren maken daar gebruik van, zaaien de grond in en de eerste gewassen worden in 1788 geoogst. Veenlieden zijn van beroep in landbouwers veranderd. De droogmakerij levert granen als haver, gerst en rogge, maar toch ook nog turf. Naast het drooggemaakte landbouwgebied blijft een gedeelte van de polder na 1789 nog steeds onder water staan. Een vierde molen moet worden gebouwd om ook dit lager liggende gebied te kunnen bemalen. In november 1800 wordt de bouw van de vierde molen - ‘vijzelmolen’ - aanbesteed. Rond eind 1801, begin 1802 is hij met bemaling begonnen. In 1803 - turfwinning is officieel gestopt - wordt door een vijftal veenarbeiders voor het laatst geveend. De nieuwe polder aan de westzijde van een kleine vijfhonderd hectare gaat ‘de Put’ heten, de vijzelmolen krijgt ‘Putmolen’ als benaming.

Tot hedendaagse wandelingen over zogeheten boerenlandpaden behoort de polderwandeling 'Molenviergang' in Aarlanderveen, die vanaf NS-station Alphen aan de Rijn met pijlen is bewegwijzerd. De tocht is een cultuurhistorische wereldattractie, want hij voert langs de enige viergang ter wereld die nog echt werkt. De wandeling is ongeveer zes kilometer lang, met de aanlooproute vanaf station Alphen komt er nog vier kilometer bij. Hij is ook tot ongeveer twintig kilometer te verlengen, daarvoor moet je hem koppelen aan het Veldzichtpad, dat in 2009 is geopend. Start- en eindpunt zijn dan de NS-stations van Alphen aan de Rijn en Bodegraven. Het Veldzichtpad is onverhard en voert door de polders van Bodegraven-Noord. Rust, ruimte en het veenweidelandschap zijn de magneten, die E. en mij tot wandelen in dit historisch erfgoed aantrekken.