(33) SAM69, over het ‘Huis van Hilde’

18 januari 2015 - Castricum, Nederland

Zondag 18 januari 2015

Noord-Hollandse oudheid

Wij lopen onder de rails van spoorlijn Amsterdam-Alkmaar door naar de achterzijde van NS-station Castricum. Nog vijftig meter en we wandelen zo het opvallende, net voor het publiek geopende pand van tien miljoen euro binnen. Huis van Hilde, het splinternieuwe archeologisch centrum van Noord-Holland, 4.200 vierkante meter groot, waarvan de helft in de vorm van depot onder een flinke aarden wal terzijde. De provincie heeft dit langwerpige paviljoen slim gesitueerd, uitstekend bereikbaar. Pal naast het station en aan de rand van het Noord-Hollands wandel- en fietsduingebied. Aanwezige horeca voorziet de inwendige mens, voldoende ruimte maakt evenementen mogelijk. Vandaag maken de Trawanten van Banjaert middeleeuwse muziek. Het gebouw is vrij gemodelleerd naar middeleeuwse boerderijen, waarvan resten in Noord-Hollandse bodem zijn gevonden. Analoog aan bezoekerscentrum De Hoep aan de weg naar Castricum aan Zee zijn delen van Hildes Huis met zand en grassen overdekt om het te laten aansluiten bij het duinlandschap.

Naast wisselende tentoonstellingen en educatieve activiteiten hoopt Huis van Hilde – vanaf de tijd van de Neanderthalers - zo’n duizend voorwerpen permanent te exposeren. Onder de pronkstukken zijn stenen sarcofagen, historische kano’s en beelden of poppen die op basis van gezichtsreconstructie zijn gemaakt. Hilde van Castricum, Cees de steentijdman, Willem en Hillegonda van Brederode, en de Alkmaarse Brecht staan er. Skeletten liggen sfeervol nabij. Bij de geordende botresten raak ik wat uit mijn doen. Cees was vroeger een goede vriend, niet uit de steentijd. Hilde, niet van Castricum, was lang geleden een Vlaamse vlam, kort en intens brandend, plots en onverwacht gedoofd. Ik praat slechts over enkele decennia in de tijd terug. Hier zal ik hen vast niet aantreffen.

Twintig jaar geleden – wij woonden schuin tegenover Hildes domein – verrichtte men in de Oosterbuurt van Castricum bodemonderzoek. Duizenden vondsten kwamen aan de oppervlakte. Tussen aardewerkrestanten en kanonskogels uit de slag bij Castricum zat ook het skelet van een jonge vrouw. Nader onderzoek wees uit dat zij tussen 24 en 30 jaar oud is geworden, levend in het midden van de vierde eeuw. Scans van haar schedel resulteerden in een gezichtsreconstructie, die de naam Hilde meekreeg. In een boek over archeologie in Noord-Holland, dat bijna tien jaar geleden verscheen – Het Land van Hilde – kreeg zij een centrale plaats.

De naam Hilde zit nog altijd in de krochten van mijn hersenkwabben. De goeie ouwe tijd, die nooit meer terugkomt. Vlaamstalige herinneringen loeven in dit bijzondere huis op uit de tijd dat zij ‘op kot’ zat. Ik kan haar gezicht nog steeds in mijn verbeelding reconstrueren. Mijn ‘pop’ is zij al lang niet meer, zo besloot zij toentertijd zelf. Ook al is de kleding op originele wijze nagemaakt en is het resultaat levensecht, Hilde uit Castricum levert mij geen vlinders in de buik. Ik ben niet zo oudheidkundig ingesteld, hoe waardevol deze moderne opslagplaats met twee miljoen archeologische vondsten ook mag zijn. Het nieuwe oneindige cultuurcentrum heeft berekend dat het voor nieuwe ontdekkingen in ieder geval een kwart eeuw vooruit kan. Ik weet niet of ik dat kan nazeggen.