(441) SAM70+, over koninklijke klasse en vervlogen tijden (1)

1 maart 2016 - Amsterdam, Nederland

Dinsdag 1 maart 2016

Smakelijke soepzooi

Amsterdams Centraal Station heeft een meesterlijk verscholen plek om af te spreken. Aan het eind van spoor 2b vormen oude wachtkamers een kalme, oubollige oase. In Grand Café 1e klas voel ik mij als treintoerist eventjes ‘reiziger op stand’ in het station, dat zijn modernere voltooiing nadert. Amsterdam CS is tussen 1882 en 1889 gebouwd, ontworpen door architect Pierre Cuypers. In die tijd rijden er weinig treinen op een dag. Reizigers geven hun koffers in de vertrekhal af en nemen zelf plaats in een van de drie wachtkamers. Waar zij vaak lang moeten wachten, hebben alle drie een eigen restauratie.

Met m’n fietsvriendin bestel ik een cappuccino in het Grand Café, waar de hectiek van volgestouwde sprinters en intercity’s aan onze neuzen voorbij gaat. De kaarsrechte ober in gesteven blouse en vlinderdas verwelkomt zijn gasten met een knikje, uit de speakers klinkt zacht een pianoconcert. De drukke spits lijkt mijlen verwijderd, hoewel hoge ramen over volle perrons uitkijken, terwijl aan stadszijde de mierenhoop van het stationsplein krioelt. 

De in was geboende visgraatvloer van het café geurt boven onze koffiearoma uit. Aan het eind van de toog met biertaps, glazen en flessen houdt kaketoe Elvis op een grote T-vormige stok toezicht. Terwijl wij aan ons ‘bakkie’ nippen, kijkt het vogelbeest met een schuine kop naar binnendruppelende bezoekers. Net als de obers is hij smetteloos wit gekleed. De locatie met zijn imposante bar ademt een sfeertje van vervlogen tijden. De aanpalende ruimte - Vierseizoeneneetkamer - is net zo mooi versierd als pub en brasserie.

Om af te rekenen meld ik mij aan de toog. Elvis zet zijn witte kam overeind, blaast zijn borst op en maakt flemende geluiden. De kaketoe woont al jaren in de restauratie. Drie Amsterdam Sail’s geleden, ruim vijftien jaar terug, arriveert hij in een grote kooi met open bovenzijde. Hij kruipt eruit en vliegt rechtstreeks in een bord soep. Je kunt een boek aan die gebeurtenis wijden: ‘De kaketoe die in de soep vliegt’. Elvis wordt meteen gekortwiekt en krijgt een tak op de toog als toneelpodium. De ‘echte knuffel’ herkent alle vaste klanten en loopt vaak over de bar naar hen toe. Die ontmoeting blijft mij bespaard, ik kom niet zo regelmatig in zijn eerste klas.

De Amsterdamse ober grapt: “Tot uw volgende blind date”.

E. en ik verlaten de zaak en ontdekken naast wachtkamer eerste klas de Koninklijke wachtkamer, speciaal voor leden van het koninklijk huis. Deze ‘golden restroom’ is bijna tien jaar geleden voor het laatst koninklijk gebruikt. Hij is af en toe voor het plebs geopend, een toeval dat wij niet treffen, na onze diepe buiging voor Elvis ten afscheid.

Wanneer E. en ik het station uitlopen, zoeken onze blikken de dubbele poort aan de buitenkant, waar de koninklijke koets naar binnen kon rijden. In sneltreinvaart bekijken we nog eens de betegelde wand in de fietstunnel naar de IJ-veren, aan noordzijde van het station, en begeven ons daarna zuidwaarts naar de plek waar Amsterdam is geboren.

(wordt vervolgd)

Foto’s