Bravo, Bruisend Brussel (2)

3 november 2018 - Brussel, België

Er bestaat een Brussel van het ketje, het jongetje, het manneke. Kuifje bijvoorbeeld is een ketje. Het Brussel van Stoemp en Ballekes, bier en wafels, paling in het groen, van smoutebollen en kiekemitjes.

Beluister Brel, als hij in zijn lied ‘Jef’ zingt:

… Nee Jef, je bent niet alleen, veeg nu je wangen droog, ik wil niet dat ze jou zo zien, alleen omdat die teef, die muffe boeren trien, je uit de bedstee schoof …

… Ik heb nog wel wat geld, we drinken er een paar bij Nina in de kroeg Ik heb nog wel wat geld, en zijn mijn zakken leeg, kunnen ze morgen vroeg En dan aan tafel, Jef, mosselen met friet, friet met mosselen en liters moesel wijn, en ben je dan nog triest …

Dat is ook een laag uit het fundament, waarop Brussel is gebouwd. Zich kunnen wapenen tegen de misère van het leven en dat doen vergeten. Hét symbool van dit Brussel is Manneken Pis, een wereldfiguur van onbezorgdheid en verzet tegen de bezetter. Het volkse element dat zo eigen is aan iedere echte wereldstad. Folklore, traditie, stoeten en ommegangen. Trommelaars die door nauwe straatjes marcheren en oproepen tot het feest met grote poppen - de Reuzen - die erachteraan komen dansen. Elementen die eeuwenoude tradities van de stad kenmerken en waarop vele bewoners leunen om wat steun te vinden in hun leven. Een cultuur die tot eenvoud dwingt, die zowel in de elegante schoonheid van de prestigieuze winkelgalerij is terug te vinden als in de volkse café’s. Maar altijd wél met de stoute knipoog die zo eigen is aan het Brusselse dialect, dat door de poppen van keldertheater Toone nog steeds wordt gesproken. Al dat is wat Brussel tot Brussel maakt.

Verminnen zingt het als volgt: ‘Als ge Brussel wilt zien leven, moet je niet veel geld uitgeven’. Jacques Brel vult hem aan: ‘C'était au temps où Bruxelles bruxellait’.

Wanneer wij ons op ons gemak op de laatste vrijdag van november op weg begeven, is ons eerste doel een bezoek aan het Atomium. Geen van ons tweeën is er ooit geweest, bovendien ligt het niet ver van ons logeeradres. Deze belangrijkste bezienswaardigheid van de stad wordt ook wel eens de Eiffeltoren van Brussel genoemd. De constructie is ontworpen naar aanleiding van Expo 1958, wereldtentoonstelling waaraan 46 landen deelnamen en die ruim 35 miljoen bezoekers trok. Ik denk niet dat wij het trekken en hoop dat het in onze aanwezigheid behoorlijk rustiger zal zijn.

Met zijn constructie wilde architect André Waterkeyn een visueel ontwerp van een ijzerkristal met negen atomen uitbeelden. Om de bollen te bezoeken, nemen we de lift, waarna we met de roltrap van de ene naar de andere bol gaan. Omdat we in België zijn, stappen we natuurlijk ook in de bovenste bol het restaurant binnen. Niet om ons buikske vol te stoempen, maar op z’n minst om een cappuccino met een lekkernij te verorberen. Gastvrouw Sabine gaat ons later eenvoudig - door chef Serge toegezegd - maar toch culinair verwennen. We moeten dus wat ruimte overhouden.

(wordt vervolgd)