Bruisend Brazilië in vierkwartsmaat (25)

22 januari 2017 - Paraty, Brazilië

In Holland is het tweede Kerstdag, in Paraty is het drie uur vroeger. Naar gewoonte stappen wij even na zevenen de ontbijtzaal binnen. Uit de keuken klinkt “Bom dia”. We retourneren deze Portugese slotakkoorden. Ons wacht een kwintet uren rijden om onze terugvlucht van Sâo Paulo via Madrid naar huis te halen. Vertelt Paraty Tours ons nog iets of stiefelen we naar het kantoor?

Een keukenmedewerkster toont ons aan tafel een briefje van de receptionist.

‘Engel Samuel en Erna, taxi, 8.30’ lezen wij, met opluchting.

Nog tijd voor een tweede bakje koffie met lekker cakeje. De eetzaal blijft stilletjes, andere gasten zijn kennelijk al huiswaarts gekeerd. In alle rust pakken we onze koffers, ons avontuur zit er op.

Om half negen stopt een taxi voor de deur van Pousada Anchego. Chauffeur Daniel meldt zich aan de balie. Reisvaardig zitten we op de leren bank in de lobby. Lachend komt de chauffeur op ons af en neemt de koffers uit onze handen. Hij blijkt een aardige vent, die een ‘leuke binnendoor-route’ weet. Ook hij spreekt geen Engels, gelukkig wel wat Spaans.

“Dit gaat sneller”, verklaart hij zijn mooie route door de bergen.

Wat heet mooi. De weg slingert zich buiten Paraty omhoog, zodanig smal dat auto’s elkaar amper kunnen passeren. Het wegdek is bar en broos. Daniel weet kuilen soepel te ontwijken, toetert tijdig als zijn uitzicht in de bocht op tegemoetkomend verkeer ontbreekt. Hij claxonneert continu, om vakantiegangers op weg naar Paraty te waarschuwen.

We stoppen in het geboortegehucht van Daniel. Zijn neefje staat langs de weg. Daniel opent het rechter raampje en stelt ons aan het schuchtere jong voor. Even opscheppen dat hij twee Hollanders naar vliegveld Sâo Paulo brengt. Het neefje vergeet te vragen of hij mee mag, wat hij van ons had gemogen. Als je in zo’n bergdorpje woont, beleef je volgens ons toch al zo weinig.

Daar vergissen wij ons dus. Niet veel later komen we een bocht uit en trippelen er twee paarden achter elkaar voor onze neus, een bruine en een gevlekte. “Ai-ai-ai, die zijn van mij”, begrijpen wij uit Daniels reactie. “Toque en Cobezo”. Daniel slaakt net geen ‘caramba’. Bijna drukt hij zijn auto tegen de kont van het achterste paard. Hij stopt de taxi onverwacht en springt eruit. Snel spurt hij de nerveus omkijkende dieren voorbij en schreeuwt de nodige aanmoedigingen. Dat werkt, zijn huisvee keert argwanend op de nauwe helling om.

Daniel doet vervolgens hetzelfde met zijn taxi. Drie, vier, vijf keer heen en weer manoeuvreren en geluk afdwingen dat er geen tegenliggers aan komen. Dan zet hij met de ramen open, opjagende kreten uitend, de achtervolging in. Zijn paarden kennen het parcours, er is maar één weg. Zij kijken om op zoek naar ontsnapping. Ze mijden het tegemoetkomende verkeer handig. Vlak bij zijn huis belt Daniel het thuisfront om zijn geliefde dieren op te vangen.

“Gelukt”, begrijpen we uit zijn woorden. 

“Jullie komen op tijd op het vliegveld”, stelt Daniel ons tevreden gerust. 

Dat maakt hij waar.

(wordt vervolgd)