In historisch en monumentaal Sevilla (9)

25 februari 2017 - Sevilla, Spanje

In Sevilla kan heuse zigeunersfeer hangen. Met de flamenco wordt het eeuwige symbool van Andalusië als levende traditie in het dagelijkse bestaan van Andalusiërs verankerd. Geen folklore, échte kunst met regels en tradities, waarin vastgelegde elementen en improvisatie elkaar afwisselen. Emoties overstijgen alle regels, zintuigen worden uit het diepst van de mens aangesproken. De ‘duende’ - diepe, ondefinieerbare zang - is volgens Federico Garcia Lorca ‘het geluid van de eerste tranen en van de eerste innige kus’. Van de jaren 1970 herinner ik mij het bijwonen van een gitaarconcert van Paco de Lucía in Theater Carré. Deze ‘tocaor’ trok toen met zijn spel op de ‘guitarra flamenca’ grote belangstelling.

Wij zijn nu een dagje ouder, wat voor het nog maar kort gehuwde koppel rondreizende filmmakers anders ligt. Logisch dus dat zij op hun eerste avond een onweerstaanbaar aantrekkelijke Sevillaanse nacht willen ingaan, om in een van de vele flamencobars van de sfeer te genieten. Aan ons zijn overbevolkte, oververhitte, met rook gevulde kroegen, ook al laten zij de echte ziel van Sevilla zien, niet meer besteed. Wij voelen ons te oud voor de passievolle, dynamische, ongeremde feestdans, en ook voor het alternatief, de sobere, viriele, haast statische dans van ernst en melancholie, die de flamenco ook kan vertonen. We laten de intensiteit van smart en vreugde aan het jongere stel.

In enkele dagen hebben we tamelijk veel Sevillaans schoons mogen aanschouwen. De terugreisdag willen we ook nog nuttig besteden. Ons vliegtuig vliegt pas aan het begin van de avond, we kunnen overdag nog een flinke wandeling maken. Dat doen we onder meer langs de oever van Río Guadalquivir, waar de Torre del Oro zich in de grote stroom spiegelt. De achthoekige vestingtoren van de Almohaden past goed bij de schitterende overblijfselen van oude stadsmuren, net als de Torre de la Plata.

Torre del Oro is rond 1220 door de Almohaden gebouwd, die beslist aan de ondergang van het kalifaat van Córdoba hebben bijgedragen. De toren heeft een twaalfhoekig grondplan, waaruit op de derde verdieping de achthoekige trappentoren oprijst. Bovenaan prijken kantelen met daarboven nog een kleine toren die in de 18e eeuw is toegevoegd. Oorspronkelijk maakt het indrukwekkende bouwwerk deel uit van de verdedigingswerken van de stad. Het stond aan het einde van de muur die de rivier volgde en zorgde er met een tweede toren op de andere oever voor dat de rivier met kettingen kon worden afgesloten.

Later doet Torre del Oro dienst als goudopslagplaats. Lange tijd denkt men dat hij zijn naam aan de goudkleurige azulejos heeft te danken, die eens de gevel hebben gesierd. Kenners zeggen echter dat de benaming eerder te maken heeft met het samengedrukte stro dat aan de mortel werd toegevoegd bij de bouw van de toren. De toren is trouwens ook nog omgevormd tot kerk, heeft enige tijd onderdak aan de zetel van de admiraliteit geboden en huisvest tegenwoordig Museo de la Marina met etsen, schilderijen en scheepsmodellen.

Bij de brug vertrekken rondvaartboten op de Guadalquivir en is de opstapplaats voor toeristische busritten.

(wordt vervolgd)

Foto’s

1 Reactie

  1. Marijke:
    25 februari 2017
    Weliswaar zijn jullie geen flamencobar ingestapt om de duende te horen en de zwierige dans te bekijken, de foto van Casa de la Memoria en die van El Patio, fundada en 1972 roepen het zigeunersfeertje dusdanig op, dat je de muziek erbij bijna kan horen, net als dat tapdansende schoeisel.