In historisch en monumentaal Sevilla (10)

26 februari 2017 - Sevilla, Spanje

In ‘City Sightseeing’ met een Hop-On-Hop-Off-bus hebben we op onze slotdag geen zin. Zowel groene als rode touringcar gaan door de wijk Triana aan de overkant van de Guadalquivir. Onze koffertjes blijven in het hotel achter slot en grendel achter. Wij  nemen de tijd om Puente de Triana te voet over te steken. Via Calle San Jacinto en Plaza del Altozano lopen we door Calle Betis naar Plaza de Cuba, waar Puente de San Telmo de weg terug naar onze bagage aanwijst.

Panoramisch, romantisch, monumentaal Sevilla valt wandelend beter te ontdekken, aldus ons zelfingenomen gezondheidsadvies. Wij begeven ons wel eens op het bovendek van een stadsbus, maar nu niet. Met gevolg dat we Ingrid tegen het lijf lopen, studente die vrolijk lachend probeert eurocentjes bij te verdienen. Zij klampt ons aan met de vraag of we een boottochtje willen maken. ‘Cruceros Torre del Oro’ biedt, stroomopwaarts én stroomafwaarts, de ‘Best views of Seville’ tegen gunstige prijs aan. Op een voucher noteert zij de prijs - dertig euro voor twee personen - en haar naam in kapitale blokletters. Ik maak een grapje door mijn voornaam te verbrassen tot Henk. Het flapt eruit, nog voor ik besef dat een Spaanse studente dat niet kan plaatsen. Maar ik heb nog nooit van een chica gehoord die naar zo’n voor mij in Spanje onbestaanbare voornaam luistert. Vale, Henk en Ingrid kom je kennelijk overal tegen.

Geen bustocht, geen boottocht, maar per benenwagen naar Triana, volksbuurt van Sevilla die steeds meer excentriekelingen aantrekt. Over de brug van Isabel II, die in de volksmond naar de naam Puente de Triana luistert, bereiken we de overkant, waar verleden en toekomst van Sevilla met elkaar botsen. Deze oudste brug van Sevilla uit 1852 is ten onrechte vaak voor een ontwerp van Gustave Eiffel gehouden. Vanaf de ijzerconstructie van Ferdinand Bernadet en Gustav Steinacher hebben we een prachtig uitzicht over de wijk Triana met zijn oude, kleurrijke huizen. In het weerspiegelende licht van de Guadalquivir roepen zij een bijna onwerkelijke charme op. Calle Betis is een van de bekendste straten, met vele bars en restaurants, die als wij langskomen nog lome rust uitstralen alsof de straat op adem moet komen. In zomerse nachten schijnt dat heel anders te zijn. Dan ontmoeten oud en jong uit de hele wereld elkaar hier.

We stappen een echte Spaanse kroeg binnen. Koffie voor de een, biertje voor de ander. De kroegbaas, gemoedelijke oude knar, blijft in geanimeerd gesprek met een toogzitter. Wij nemen plaats aan een tafeltje, zodat we alles goed kunnen overzien. De goklijst aan de wand met uitslagen van FC Sevilla en Real Betis is doorgestreept - geen winnaar.

Op de luchthaven zijn wij verliezers. De computer is uitgevallen, inchecken een chaos. Ongeordende rijen halen extreem individualisme naar boven, vooral als geprinte stoelnummers ongeldig blijken. ‘Free seats’ luidt de transaviatische oplossing. Het wordt een latertje, gelukkig landen we veilig en wel op Schiphol. 

Thuis heffen we een glaasje, gevolgd door wat danspasjes. Flamenco. Sevilla. Op naar de volgende droom.

(einde)

Foto’s