Naar het historische hart van Amersfoort

22 augustus 2014 - Amersfoort, Nederland

De maand augustus 2014 laat zich nat en koud aanzien. Toch is de derde donderdag van deze maand zonnig en droog, net als de tweede, toen ik mij nog in Assen vertoonde. Ik herinner mij een ‘Ome Jan’ uit Amersfoort, waar ik in mijn vroegste jeugd ooit een keer op visite was. Amersfoort, de Keistad met zijn ‘Lange Jan’. Het fraaie NS-stationsfront uitwandelend volg ik sporen naar de binnenstad. Dat kan niet missen, dat doet elke Hans niet Anders. Bovendien volgt Onze Lieve Vrouwetoren (‘Lange Jans’ is toepasselijker, vind ik) mij op de voet, waardoor ik in mijn ronde naar en door het centrum niet uit koers raak.

Alvorens ik aan Lange Jan’s voet ga ruiken, meld ik mij op het plein voor de toren, waar eens de kapel stond die bij die ‘Hemelreiker’ hoorde. Hier is ook de VVV een goede wegwijzer. Even daarvoor had ik al op advies van fietsvriendin E., die ooit in Amersfoort woonde, een geurige cappuccino in ‘Cocomiesje’ aan Krommestraat 64a naar binnen geslurpt. ‘Cocomiesje’ was het eerste voltooide woord van het zoontje van de eigenaar, een bijzondere brabbelnaam dus. Overigens stond ik met genoemde fietsvriendin een week eerder in het Drentse landschap voor de gesloten deur van ‘Café de Amer’. Nu ontdek ik dat op de doorwaadbare plaats, waar Amersfoort is ontstaan, verschillende beken samen kwamen en de rivier de Amer vormden. Misschien komt het doordat E. en ik onze Drentse koffie misliepen, dat de Amersfoorters hun rivier nu ‘de Eem’ noemen in plaats van Amer (om je woonplaats Eemsfoort te noemen, gaat vermoedelijk te ver; we wachten het af).

Was de ‘Keistad’ eens een van de populairste bedevaartsoorden in de Noordelijke Nederlanden, als ‘Groeistad’ blijft hij zich zienderogen uitbreiden. Een kleine dertig jaar geleden woonden er 87.500 inwoners, de verwachtingen voor 2015 zijn op ruim 158.000 gericht. Ik kom hier vooral voor middeleeuwse straatjes, steegjes en grachtjes in een rustieke oude binnenstad. En rustiek is het, een beetje als een ‘reisje terug in de tijd’. Duidelijk valt mij op dat het stadsgebied van Amersfoort ooit – rond 1300 – door een stenen muur met land- en waterpoorten bescherming genoot. Van de eerste ommuring is de ‘Kamperbinnenpoort’ een zichtbaar overblijfsel, de enige uit de eerste muur die bewaard is gebleven, al is van de vroegere poort slechts een klein deel over. Toen in de 14e eeuw de welvaart toenam, en daarmee het aantal inwoners, was een tweede muur nodig. Op de fundamenten van de eerste muur bouwde men zogenaamde ‘muurhuizen’. De huizen in de gelijknamige straat zijn een stedebouwkundig unicum. Vroeger nam men aan dat ze de stadsverdediging vormden, maar dit is niet zo. Van de oude stadsmuur kan ik niets terugvinden. Hij is in de loop van de 15e eeuw grotendeels afgebroken, de kostbare bakstenen gebruikte men voor de huizen in de straat ‘Muurhuizen’, die het oude verloop van de muur nauwkeurig volgt. Verbouwingen en renovatie van de muurhuizen hebben tot een bonte mengeling van metselwerk, gevelwerk en bepleistering geleid.

Ik stuit rondspeurend op de ‘Koppelpoort’, een land- én waterpoort uit ongeveer 1400, onderdeel van de tweede ommuring. Ik constateer dat hij nog grotendeels in originele staat verkeert, met een poortgedeelte over de rivier ‘de Eem’, waarin zich tredmolens bevinden. Mij is verteld dat hierin twaalf gevangenen liepen – raddraaiers -, die de elf meter lange windas aan het draaien moesten brengen. Een gevaarlijke klus, want aan de windas hing een twee ton (2000 kg) wegend balkenschot, dat die raddraaiers lieten zakken om de stad af te sluiten. Vlakbij is de ‘Stoneystuw’ – rijksmonument –, de entree naar de historische binnenstad. De stuw uit 1909, als type ontworpen door de Engelse ingenieur Stoney, is niet meer compleet. Karakteristieke onderdelen, zoals de as met raderen, tandwielen en contragewicht, zijn verdwenen.

Amersfoort is in de middeleeuwen tot een echte stad uitgegroeid. Vele pelgrims kwamen er naartoe om het Mariabeeldje te zien dat hier in 1445 is gevonden door de gelovige Margriet Albert Gyssen, die in een vrome droom de opdracht kreeg het beeldje uit de gracht te vissen. Dat eenvoudige Onze Lieve Vrouwebeeldje was er in december 1444 door Geertje Arends uit Nijkerk in gegooid, omdat zij zich voor de eenvoud ervan schaamde. Gyssen ging naar de Kamperbuitenpoort en zag het bewegingsloos in het water liggen, wonder boven wonder niet meegevoerd door de stroom. Ze nam het mee naar huis en stak enkele kaarsen aan. Deze smolten - wonder o wonder - niet kleiner, waarna haar biechtvader het beeldje in de Lieve Vrouwekapel plaatste. Toen dit ‘Mirakel van Amersfoort’ in den lande bekend werd, ondernamen vele honderden een pelgrimstocht naar het Mariabeeld van Amersfoort. Vooral zieken, die genezing hoopten te vinden …

In goede gezondheid staand op het plein voor Onze Lieve Vrouwetoren zie ik de contouren van de plek, waar eens de kapel stond die bij de toren hoorde. In 1787 – de kapel deed dienst als munitiedepot – sloeg het noodlot toe. Terwijl een soldaat uit het leger van stadhouder Willem V met zijn mes het roest van een granaat schraapte, zorgden de vonken voor een ontploffing van het opgeslagen buskruit en de granaten. Twee tonnen buskruit en vierhonderd granaten vormden een bom, de kapel ging volledig in vlammen op. De toren bleef gespaard, hij zat niet aan de kapel vast. De bouw van de toren startte in 1444 en was omstreeks 1500 afgerond. In de volksmond is hij omgedoopt tot ‘Lange Jan’, de aanleiding voor de bouw was het hiervoor genoemde ‘Mirakel van Amersfoort’. Lange Jan zou met bijna honderd meter hoogte de ‘Moeder Gods’ symboliseren en het uitgebouwde hoektorentje het Christuskind. Dat er twee carillons in de toren hangen, valt te beluisteren. Om het kadastrale middelpunt van Nederland te vinden, stap ik naar binnen. ‘Zal ik de toren ook beklimmen?’. ‘Kunnen mijn kuiten 346 traptreden aan?’. ‘Wil ik Utrecht, Bunschoten, Spakenburg, IJsselstein en wellicht Amsterdam uit de hoogte aanschouwen?’. Nee, laat maar zitten, de klim naar 98 meter en 33 centimeter, het haantje meegerekend, komt voor mij op de derde plaats. Ik haal mijn neus op voor brons, want ik ben al op de Utrechtse Dom geweest, de hoogste met ruim 112 meter. Dat leverde een soortgelijk panorama op als genoemd via niet minder dan 465 treden. Ook de toren van de Nieuwe Kerk in Delft bezocht ik ooit, met 108,75 meter de één na hoogste van ons land. Amersfoorts ‘Lange Jan’ volgt met een bronzen medaille, net voor de Martinitoren van Groningen, die tijdens mijn visite aan de Grote Markt 96,8 meter mat, anderhalve meter kleiner dan Lange Jan. Terwijl Groningen met basketballen toch een stuk beter is dan Amersfoort.

Tot ver in de 17e eeuw was Amersfoort een bierstad van het zuiverste water. Het brouwen was eeuwenlang een belangrijke industrie. Bierbrouwers waren gevestigd aan de haven van het Havik, want voor het transport van tonnen bier waren ze vooral op scheepvaart aangewezen. Het gebouw van het ‘Gilde van Bierbrouwers’ – zo’n 360 leden - bevond zich op het Havik, zoals hier meer sporen van het bierverleden zijn te bespeuren. Het Havik was vroeger het binnenhaventje in de oudste kooplieden- en ambachtsliedenbuurt. Nu is het een belangrijk stadsgezicht met onder meer trapgevels, middeleeuwse bogen en balken, en decoraties uit de rococo en Jugendstil. Trouwens, een gedeelte van de Langegracht wordt ook wel ‘Biergracht’ genoemd, omdat ook hier veel brouwerijen stonden. Verschillende wateruitlopen verwijzen ernaar, zoals ‘Ladder en Zat’, brouwerij ‘De Posthoorn’, brouwerij ‘De Eenhoorn’ en café ‘De Engel’.

Brouwerij ‘De Drie Ringen’ uit 1626 brouwt het kostelijke vocht nog altijd op ambachtelijke wijze. Uiteraard ga ik langs op de nieuwe locatie aan het Kleine Spui, mede om het museum even te (be)proeven. Ik heb bruisende pech: de lokvogel met gerstenat is nog gesloten. Ik kom niet verder dan omhoog kijken naar de gevelsteen uit 1926 en naar binnen gluren naar de grote bierketel.

‘Men sag wel eer in ’t Amersfoortsche dal

driehonderdenvijftig brouwers leven;

maar die daar nu nog zijn in ’t getal

die hebben dit glas alhier geheven.’

Ene jonkheer Everhard Meyster is onlosmakelijk met de Amersfoortse ‘Kei’ verbonden. Hij ontdekte op de Leusderhei een 7.157 kilogram zware zwerfkei en wedde met vrienden dat hij genoeg mensen kon optrommelen om het gesteente binnen de stadsmuren te slepen. Onder groot enthousiasme en met behulp van veel bier en verse krakelingen klaarden vierhonderd Amersfoorters de helse klus. Omdat het allemaal eigenlijk een grote grap was van de jonkheer werd de stad er vervolgens vele jaren om uitgelachen en bespot. Uit gêne begroeven de ‘keitrekkers’ de Amersfoortse Kei op de Varkensmarkt en zij groeven hem pas in 1903 weer op. Toen de stad eenmaal over haar schaamte heen was, werd de kei als symbool van trots tentoongesteld.

Op de Groenmarkt kom ik het beeld tegen van Sint Joris, de stadspatroon van Amersfoort. Vele, vaak onwaarschijnlijke legendes deden over hem de ronde. De bekendste is het verhaal waarin Joris de draak, symbool voor heidendom, verslaat. Het doden van een draak met een speer staat te boek als symbool voor de bekering van een heidens land tot het christendom. Sint Joris wordt daarom als toonbeeld van dapperheid en verdediger van armen en weerlozen door christenen vereerd. De herdenking van zijn beeltenis is jaarlijks op 23 april. In het vroegere stadsleven nam ook de St. Joriskerk een belangrijke plaats in. Kerken bleven dagelijks van zonsopgang tot zonsondergang geopend, zodat slenteraars, handelslieden en kinderen in en uit konden lopen. Daardoor kwam de openbare orde in de kerk wel eens in het geding. Kosters kregen opdracht om kwajongens met een stok te lijf te gaan en hen indien nodig de hoed en het bovenkleed af te nemen. Zie je het voor je? Honden waren ook een plaag voor de kosters, die vaak de hulp van de hondenslager inriepen. Om de varkens buiten te houden, was voor de gotische kerkingang een rooster geplaatst (ik neem aan dat echte varkens worden bedoeld, niet de kwajongens). Onwillekeurig trek ik de vergelijking met het Noord-Hollands duingebied, waar ik in de buurt woon. Van zonsopgang tot zonsondergang toegankelijk (zij het met kaartje), hier en daar wildroosters om grazend vee binnen de poorten te houden. Ware ik duinwachter met zweepje, ik zou ‘kwameisjes’ enige kledij ontfutselen en hen tot mijn orde roepen. Maar helaas, de middeleeuwen zijn voorbij, zoals mijn goede jaren ook achter de rug zijn.

Nog lang niet alles gezien hebbend, raak ik het wandelen enigszins beu. Ik krijg een zoete inval: ‘Amersfoort vanaf het water’! Bij de winkel van de ‘Waterlijn’ koop ik een kaartje voor een rondvaart van drie kwartier door de grachten van de stad. Ik stap met een twintigtal kornuiten in de boot voor de ‘westelijke Singelroute’ onder leiding van twee vrijwillige gidsen, een aan het roer en een voor de uitleg. Het wordt een aardig en informatief tochtje langs bekende monumenten als het ‘Huis met de Paarse Ruitjes’ en de ‘Kamperbinnenpoort’, alles uiteraard opnieuw onder het onvermijdelijk wakende oog van de haan op de Onze Lieve Vrouwetoren. Onze gids spreekt over het ‘Huis Cohen’, dat de rijke joodse tabakshandelaar Benjamin Cohen omstreeks 1775 aan de Zuidsingel liet verbouwen volgens de toen heersende mode. Het staat ook bekend als ‘Huis met de Paarse Ruitjes’, omdat de inwerking van het licht in een paarse kleur van het kostbare glas resulteerde. In het huis hebben onder meer ook stadhouder Willem V (rond 1787) en kardinaal de Jong (van 1951 tot 1955) gewoond.

‘Waterpoort Monnikendam’ trekt onze aandacht door een steentje, dat aangeeft hoe hoog het water hier in 1916 reikte, toen Amersfoort zijn laatste grote overstroming beleefde. Deze waterpoort maakte deel uit van de tweede ommuring, die tussen 1388 en 1451 is gebouwd. De poort zelf is omstreeks 1400 gerealiseerd. Hij ligt over de entree van de Heiligenbergerbeek. De poort bestaat uit twee torens, die door een poortboog zijn verbonden.

Iets verderop zien we wat markante bomen, zoals enkele amberbomen, die vaker als sierboom worden geplant. Onder de poort door zien we in een tuin een dertig meter hoge moerascipres (ik noemde hem ‘Korte Jan’, maar de gids begreep me niet), familie van de Sequoiaboom, die ik in de VS (Sequoia National Park) welig zag tieren. Aan de overzijde ervan staat een enorme treurbeuk. Het ‘Huis van Oldebarnevelt’ is het breedste muurhuis van Amersfoort met een voorgevel van 22 meter en een diepte van zeven meter. Johan van Oldebarnevelt kwam in 1549 met zijn ouders in dit muurhuis, ook wel ‘Huis Bollenburg’ genoemd, wonen.

Muurhuizen zijn vaak ondiep, maar wel heel breed, met de voorgevel naar de straat. Op de kademuren staan twee beelden ter herinnering aan Johan van Oldebarnevelt: hij zelf als jongeman en de leeuw van de Nederlandse Staat. Net voorbij de muziekschool zien we een paar prachtige paardenkastanjes aan de rand van de kademuur en even verder iets naar achteren een ‘tweelingboom’, bestaande uit een kastanje en een eik. Op vele plaatsen zien we zogeheten ‘wateruitlopen’, die bijvoorbeeld Maria met het kindje Jezus uitbeelden, of Margriete Albert Gijsensdochter, inderdaad degene die het Mariabeeldje uit de gracht viste. Wateruitlopen dienen om het teveel aan regenwater van de straten naar de grachten af te voeren, vooral bij zware regenval. De beeldjes hebben allemaal met de geschiedenis van Amersfoort te maken. Zo is er ook een van een rondborstige vrouw, die van aanpakken wist: ‘de Vrouwe van de Boterkelder’. En een andere die de ‘zeer jonge Piet Mondriaan in zijn kinderwagen’ voorstelt. Kijkend over de rand ziet hij dat het voertuig vierkante wielen heeft, misschien wel de aanleiding voor de vormen die hij later in zijn werk gebruikte. Nog een is de ‘Juffer met tasje’, en op de Jorisbrug de ‘Zingende rabbijn’ met een thorarol in zijn hand.

We varen langs het huis met nummer 75, het enige huis dat zijn voordeur aan de gracht heeft (met een bruggetje natuurlijk). En langs het huisje met nummer 25, dat met iets meer dan drie meter als het smalste huisje van Amersfoort te boek staat. De Bollebrug wordt ook Hellebrug genoemd. Hel betekent mogelijk hoog, maar kan mogelijk ook op heilig slaan. In de wand van de brug is in ieder geval de hellehond – Cerberus – afgebeeld, zij het met één kop, waar hij er drie had.

In drie muurhuizen, gebouwd rond 1540, is sinds 1898 ‘Museum Flehite’ gehuisvest. Het gebouw geeft de indruk uit de 17e eeuw te stammen, Flehite was de naam van de gouw (= soort provincie), waarin Amersfoort lag, uit de tijd van Karel de Grote. Wat ik een geinig weetje vind, is dat de naam eerst ‘Flethite’ luidde, maar dat een ambtenaar eens bij het overschrijven van een document de ene ‘t’ vergat. ’t-Zal je maar gebeuren! Het museum bewaart en exposeert al meer dan een eeuw het cultureel erfgoed van Amersfoort en geeft een goed beeld van de geschiedenis van de stad en omgeving.

Het is mij té mooi weer om een museum binnen te gaan. Dus sla ik ook het ‘Mondriaanhuis’, het geboortehuis van Piet Mondriaan (1872-1944) over. De beroemde schilder is hier op 7 maart 1872 geboren en woonde met zijn familie op dit adres van 1872 tot 1880. Onderdeel van het Mondriaanhuis is de voormalige christelijke school, die aan het woonhuis van de familie grensde en waarvan Piet Mondriaans vader het hoofd was. Nu is in dit ‘Museum voor Constructieve en Concrete Kunst’ een permanente expositie over leven en werk van Mondriaan ingericht. Zijn Parijse atelier is hier op ware grootte nagebouwd. Piet Mondriaan overleed in 1944 in New York.

Het ‘Kleine Kerkje’, een wit gebouwtje, was vroeger een café, waar de zangers van de Elleboogkerk tijdens de vaak zeer lange preek van de priester een biertje gingen drinken. Dit mochten zij natuurlijk niet. Toen dat werd ontdekt, is er onmiddellijk een einde aan gemaakt. Het café is in 1951 verdwenen. De Elleboogkerk – officieel ‘Kerk van Onze-Lieve-Vrouw ten Hemelopneming’ – is sinds de jaren zestig van de 20e eeuw niet meer als kerk in gebruik. Tot de brand op 22 oktober 2007 was het ‘Armando Museum’ er gevestigd, waarin de werken van de Amersfoortse kunstenaar Armando werden geëxposeerd. Al zijn werken zijn bij die brand verloren gegaan.

De laatste wateruitloop – in brons – herinnert aan de vis, die vroeger in de vishal werd verhandeld. Deze uitloop is in de muur verzonken, om de boten van Waterlijn ruimte te geven elkaar op het smalle gedeelte te passeren. Van de opstapsteiger loop ik weer terug door de brandgang, waar in vroeger tijden water met emmertjes uit de gracht werd gehaald als er in de stad brand was. De emmers gingen dan van hand tot hand, via een menselijke ketting tot aan de brandhaard. Natuurlijk ging onderweg een groot deel van het water verloren, dus of de brand snel geblust werd?

Na een boeiende, vermoeiende, uiterst interessante dag besluit ik in de richting van het spoor te wandelen. Ik laat vooraleerst de pijlen op de stoeptegels voor wat zij zijn en ga via de ‘Koppelpoort’ langs de Eemhaven onder de smalle brug (met spoor) door in de richting van het Eemplein. De accu van mijn fototoestel  is leeg, mijn ogen werken echter nog uitmuntend. Het Eemplein maakt een futuristische indruk met als grote blikvanger het spraakmakende, spectaculaire Eemhuis, dat huisvesting biedt aan een prachtige Bibliotheek Eemland, aan de Kunsthal KAdE en aan Scholen in de Kunst. Voorlopig heb ik genoeg gezien en gehoord van Amersfoort. Van en over het Instituut voor Meisjes en hun eet- en slaapzaal uit omstreeks 1880 tot de overkluizing van drie aan elkaar vastgeklonken bruggen met een totale lengte van 21 meter, waar wij in de boot onderdoor bukten, en van de sprengel, het systeem van emmers aan kettingen om water uit de gracht te halen, teneinde de stoepen en de Varkensmarkt te schrobben. Het water werd ook gebruikt om branden te blussen, om de was te spoelen, en zelfs voor de bierbereiding haalde men water uit de gracht.

“Bier van het schoonste water. Al geproefd?”, luidde de laatste kanttekening van onze vaargids. Ik besluit zijn suggestie positief te benaderen en ga zo’n gele rakker optrommelen. Op zeker kom ik nog eens naar de ‘Keistad’ terug. Er valt nog genoeg wetenswaardigs te ontdekken. En het bier smaakt er opperbest!

Wie een uitgebreide fotoreportage wil zien: www.petersamuel.blogspot.com onder de titel 'Amersfoort, een Kei van een Stad' (augustus 2014)

 

Foto’s