Lissabon en het hart van Portugal (deel 1)

6 oktober 2014 - Lissabon, Portugal

Het kan verkeren, ook met reisplannen. Ons eerdere idee was om de ABC-eilanden in het Caribisch gebied te bezoeken. Deze stoere gedachte om Erna’s zestigste verjaardag een vrolijk kleurtje te geven transformeert naar een minder ver tripje, andersom. Dit ABC blijft een droom op viervoudige vliegafstand van CBA, waarmee ik de levendige wijken Chiado, Baixa en Alfama in Portugals hoofdstad Lissabon bedoel. Aruba, Bonaire, Curaçao, ze komen heus nog wel eens aan de beurt. Ons luxe probleem is dat er veel op ons menu staat. Reislust, in het bijzonder eilanden, lokt ons. Maar soms hebben we geen trek om uren in de lucht te hangen. De Cariben vergen zo’n tien vlieguren. De Portugese metropool aan de oever van de Taag vraagt een kwart, dus 2,5 uurtjes zoeven door de troposfeer.

We vieren Erna’s zestigste verjaardag in Lissabon. Vier nachten lang in Hotel Astoria, met Parque Eduardo VII als herfstige achtertuin aan de achterkant en chique winkelstraat Avenida da Liberdade aan voorzijde. Het feest kan niet stuk, ons hotel is in Art Deco-stijl opgetrokken. Plein Marques de Pombal ligt vlakbij, zo ook een metrostation. Het sfeervolle stadscentrum is in twee haltes te bereiken. Wij lopen er enkele keren in een kwartiertje, twintig minuten naartoe. 

Lissabon is Lissabon, de rest is provincie. Beide spreken ons aan, dus trekken we ook de provincie in, naar het ‘Hart van Portugal’, langs luxe verblijfplaatsen als de pousada’s van Queluz, Evora, Arraiolos, Crato, Viseu en Fatima. Uiteindelijk willen we aan het strand van Cascais een beetje van onze indrukken bijkomen. Hoewel het verkeer in Lisboa hectisch is, is de stad nog steeds een redelijk rustige metropool. Het licht is er bijzonder en het uitzicht op de Taag met langs schuivende schepen en cirkelend zwevende meeuwen fraai. Het dagelijkse leven speelt zich hier op straat af, de ontelbare cafés en uitzichtpunten (miradouros) fungeren als het ware als woonkamer. Hoogtepunten voor een bezoek zijn er genoeg. We zullen keuzes moeten maken. Wandeling in Chiado. Castelo São Jorge.  De Moorse wijk Alfama. De stad van de doden – begraafplaats Prazeres. Het nachtleven in Bairro Alto. De cultuuroase in de stad: Fundação Calouste Gulbenkian. Historische tramlijn 28, bijna een mythe. Winkelen in Baixa. Miradouros. Belém, naar de tijd van de zeevaarders. Centro Cultural de Belém. Avenida da Liberdade, oude pracht en nieuwe hoop.

We lopen veel, nemen echter ook het openbaar vervoer: (kabel)tram (elevadore), bus en de trein van Cais do Sodré – waar de nachtbars zijn - naar Cascais. Of wij ook het ‘Festa do Avante’ gaan bijwonen? Op dit grootste volksfeest van Portugal organiseert de communistische partij in het eerste weekeinde van september op de Taagoever in Seixal evenementen voor mensen van alle partijen. Nee, dat zal niet gauw, wij houden het bij onze eigen feestje. In de Quinta da Atalaia, waar van muziek, tentoonstellingen en regionale gerechten valt te smullen? Nee, we kunnen niet alles. We weten Seixal te liggen, recht tegenover Lissabon aan de overkant van de Taag, met het veer bereikbaar. Hier staan in het ‘polder’-landschap molens, die door het getij worden aangedreven. We hebben zelf een woud windmolens voor onze eigen kust. We zullen daarvoor dus niet zo snel de Taag oversteken, anders dan per auto over de fantastische hangbrug uit 1966, om het hart van het land verderop te bezoeken, de Alentejo in.

‘Wie Lissabon vanuit zee benadert, ontdekt een droombeeld, scherp afstekend tegen een blauwe hemel, door de zon met goud verlicht. Koepels, monumenten en het oude kasteel torenen boven de huizen uit. Het zijn de vooruitgeschoven bodes van een gezegend stukje bewoonde wereld’. 

Zo ongeveer beschrijft Fernando Pessoa (1888-1935) zijn geliefde stad in 1925. Luís de Camões (1524-1580) moge de grootste Portugese dichter zijn, daarna komt Pessoa, die de Portugese literatuur in de twintigste eeuw domineert.  Wij laten ons een kleine eeuw later naar Lissabon lokken - niet over water, maar door de lucht. Langzaam in een airbus uit de hemel zakkend ontvangen wij inderdaad een ideaal droombeeld op ons netvlies. Een uitdagende metropool wacht ons op, een die we beiden, onafhankelijk van elkaar, veertig jaar geleden al eens bezochten. Is het dan niet groots om er in een verlangen naar melancholie nog eens terug te keren? Saudade noemen Portugezen die hang, vaak treffend uitgebeeld in klaagliederen van verlangen, verlies en vergeefse liefde. Neerdalend naar Lissabons luchthaven Aeroporto da Portela weerspiegelt een imposant panorama de uitzonderlijke ligging van deze stad. Lissabon, gebouwd op zeven heuvelen, met onder meer Belém in het westen en de oude stadswijk Alfama in het oosten als verlokkingen.

Lissabon is zo’ n metropool, waarin je heerlijk kunt rondslenteren. Urenlang dolen wij in een wirwar van steegjes door de historische wijk Alfama. Steeds ontdekken we nieuwe doorkijkjes en pittoreske straatjes met barretjes. Heuvelopwaarts op de ‘Miradouro Santa Luzia’, een van de vele miradouros, genieten we met velen van een fraai kijkje over Alfama en de rivier de Taag. Net als overal elders in de stad zien we azulejos, beschilderde tegeltjes waar de stad bekend om staat. Deze tegels vertonen vaak geometrische motieven, een verwijzing naar de Moorse herkomst. In de 14e en 15e eeuw kwam deze kunstnijverheid vanuit Spanje naar Portugal. Het beschilderen van tegels vormde al snel een hele industrie met prachtige resultaten. De blauwe azulejo-muur bij de ‘Santa Luzia’ laat de Praça de Comércio van vóór de vernietigende aardbeving van 1755 zien.

Wandelend door Alfama gaan we ook op zoek naar de fado. Deze meer dan gewone Portugese traditionele muziek benadrukt het levensgevoel, dat ook overdag in de nauwe straatjes is terug te vinden. ’s Avonds en ’s nachts klinken die liederen van onvervuld verlangen, afscheid, droefenis en lijden in de fadorestaurants. Toch is José Saramago, de Portugese winnaar van de Nobelprijs voor literatuur, ervan overtuigd dat wij als buitenstaander de geheimen van de stegen in Alfama nooit echt zullen doorgronden. Zelfs niet als we er eindeloos doorheen lopen, rondkijken en vele foto’s maken.

In de verte stroomt de Taag, overspannen door de majestueuze Ponte 25 de Abril, die in de jaren '60 van de vorige eeuw werd gebouwd. De bijna 2,5 kilometer lange hangbrug – de langste van Europa - heette aanvankelijk Ponte Salazar, naar de toenmalige Portugese dictator. De twee pijlers waar hij op rust, zijn 190 meter hoog, het wegdek ligt zeventig meter boven de rivier, eronder ligt het spoor, dat aan treinen de overtocht biedt. 

Forse hoogteverschillen en veel stegen met traptreden maken het lopen nogal vermoeiend. Soms tref je in de stad een publieke lift aan, die loodrecht naar boven of beneden gaat. De Elevador Santa Justa, die de Baixa en Chiado met elkaar verbindt, stappen wij bij toeval in. Het spaart ons de nodige inspanning. Overigens zijn tram, bus of metro zelden ver uit de buurt.

Stadsdeel Belém ligt een uurtje wandelen ten westen van het centrum. Een bezoek brengt ons verkoeling, want langs de Taag is het meestal wat minder warm door een fris briesje. Belém dankt zijn roem aan de zeevaarders. In 1415 vertrokken hier zo’n twintigduizend mannen in 242 schepen om het Noord-Afrikaanse Ceuta te veroveren. Ook hield Columbus hier in 1493 halt op zijn terugreis na de ontdekking van Amerika. Vasco da Gama zeilde in 1497 weg uit Belém en ontdekte de zeeroute naar India. Ook Pedro Álvares Cabral vertrok - in 1500 - vanaf deze plek. Zijn reis geldt als de officiële ontdekking van Brazilië.

De Toren van Belém en het prachtige Jerónimoklooster getuigen van deze reizen, die het kleine Portugal onmetelijke rijkdom uit de koloniën brachten. Lissabon werd enkele tientallen jaren een van de belangrijkste steden van de wereld en het grootste Europese handelscentrum. Immense rijkdom van de koning en zijn beschermelingen resulteerde in weelderige paleizen, kerken en monumenten. Het ‘Mosteiro dos Jerónimos’ en de ‘Torre de Belém’ zijn hiervan overgebleven voorbeelden.

Wij sluiten ons aan in de rij belangstellenden, die de ‘Torre’ gaat beklimmen. De moed voor kloosterbezoek brengen we niet op. De massale rij wachtenden in de volle zon houdt ons tegen. Altijd en overal geldt onze opvatting: ‘Je kunt toch niet alles zien, er moet iets te wensen over blijven’. Wel genoten we van het uitzicht over de Taag en zijn enorme hangbrug bij het ‘Monument van de ontdekkingen’, een massief kunstwerk om de Portugese zeevaarders te eren. Tientallen autobussen met toeristen landen hier elke dag om hun passagiers de mooiste plaatjes te laten schieten. Het monument, onder dictator Salazar opgericht, verbeeldt levensgroot de zeevarende helden uit het Portugal van toen en getuigt daarmee van dat illustere verleden. Met op de achtergrond de ‘Ponte 25 de Abril’ en het reusachtige Christus-standbeeld ‘Cristo-Rei’, in 1959 naar het voorbeeld van Rio de Janeiro gemodelleerd, vormt het een karakteristiek beeld langs de oever van de Taag. De wereldkaart in het plaveisel is een geschenk van Zuid-Afrika aan Portugal. Hierop zijn de Portugese ontdekkingen overzee met bijbehorende jaartallen in beeld gebracht.

De aardbeving, die in 1755 een groot deel van Lissabon trof, werd gevolgd door een tsunami en verwoestende branden. Er bleef weinig van de stad over. De Baixa, het laagst gelegen stadsdeel, moest opnieuw worden opgebouwd. De toenmalige premier Marquês de Pombal - zijn naam kom je steeds tegen – ontwierp een stratenplan volgens het patroon van een schaakbord. Hij realiseerde geen smalle kronkelstegen, zoals  in de Alfama of de Bairro Alto, de twee andere centrale wijken. In de Baixa bevinden zich enkele van de mooiste pleinen van de stad. ‘Praça do Comércio’ ligt aan de Taag. Lissabonezen noemen het plein nog altijd bij de oude naam ‘Terreiro do Paço’. De Triomfboog op ‘Praça do Comércio’ markeert de ingang naar de Baixa, waar we diverse winkels bekijken, van talloze juweliers en modezaken tot ouderwetse garen-en-bandzaakjes. In de avond is de Baixa vrijwel uitgestorven, op de restaurants na. Er wonen nog maar weinig mensen, de meeste panden zijn tot kantoor- of winkelruimte verbouwd.

Van het grote plein lopen we naar de kathedraal (‘Sé’), vandaar verder omhoog naar de Bairro de Castelo. Hier torent het ‘Castelo de São Jorge’, een van oorsprong Romeinse burcht, waar de Portugese koningen tot het eind van de 15e eeuw woonden. De uitzichten over de stad en rivier de Taag zijn overweldigend. Na ons bezoek aan de burcht dalen wij langs de Pátio D. Fradique door de Alfama af en komen bij het Museu do Fado. Hier komen we veel over die nationale Portugese muziek te weten.

We gaan vervolgens in de richting van de levendige wijk Chiado op zoek naar het beroemdste café van Portugal:  café ‘A Brasileira’. Voor de ingang staat het bronzen standbeeld van de nationale dichter Fernando Pessoa. In het café – ontmoetingsplaats van kunstenaars en intellectuelen - is het woord ‘bica’ ontstaan, in Portugal de gebruikelijke term voor een espresso. Op mijn gemak drink ik er een. Erna geeft de voorkeur aan een ‘meia de leite’, koffie met melk. Beiden nemen we er een pastél de nata, het in het hele land bekende bladerdeeg-crème-taartje bij. In Belém zagen we er mensen geduldig in een tientallen meters lange rij voor staan wachten. Bij het verlaten van het café leg ik de bronzen Pessoa op de gevoelige plaat vast. Dat is op zich een hele kunst, want de toeristen verdringen zich continu voor het beeld.

De Bairro Alto is ’s avonds veel levendiger dan de Baixa. Dit is een echte uitgaanswijk met de hipste bars en disco's. Je kunt hier tot diep in de nacht van kroeg naar kroeg zwerven. Waren we maar jong. Ook hier zijn in de stegen tal van modieuze winkels en galeries, vaak naast vervallen panden die op restauratie wachten.

De wijk Chiado, naast de Bairro Alto, werd wereldberoemd toen in de ochtend van 25 augustus 1988 in het warenhuis Grandella brand uitbrak. Achttien gebouwen in de historische wijk werden getroffen, door de vlammen verwoest of zwaar beschadigd. Siza Vieira, Portugals sterarchitect, kreeg de opdracht voor de wederopbouw. Hij koos ervoor de herinnering te laten herleven. Wij ontdekken dat hij in zijn opdracht is geslaagd. 

Een van onze gewoonten komt ook aan bod. Een bezoek aan de uitgestrekte Botanische Tuinen. Achter de Praça do Principe Real wandelen we tussen exotische planten uit de hele wereld. De tuin, die tot de Universiteit van Lissabon behoort, is een oase van rust. Aan het onderhoud mag echter wat meer aandacht worden besteed, vinden wij. Een zeer geslaagd hoogtepunt is ons bezoek aan het ‘Museu Calouste Gulbenkian’. De naam mag wat obscuur klinken, de Armeniër Gulbenkian – een groot kunstliefhebber - was een van de rijkste mensen van de 20e eeuw. Zijn fortuin had hij in de oliehandel verdiend. Een deel ervan besteedde hij aan de aankoop van topstukken uit de kunstgeschiedenis. Gulbenkian, die zijn levensavond in Lissabon doorbracht, vermaakte zijn bezit aan de stichting die dit museum beheert. Wij verbazen ons enorm. Hoe kan één man zo'n indrukwekkende verzameling kunstschatten bijeenbrengen, van porselein uit het Verre Oosten en tapijten uit Perzië tot schilderijen van Rembrandt en Renoir?

Wij zijn ook - te voet - naar de woonwijk Campo de Ourique gegaan, waar zich een ware dodenstad bevindt. De monumentale graven op Cemitério dos Prazeres heten ‘Jazigo’. Het woord prazeres (plezier) heeft hier niets met het begrip pret te maken. De naam van deze dodenstad is ontstaan, doordat hier vroeger de kapel ter ere van Nossa Senhora dos Prazeres stond. Erna neemt plaats op een bankje bij de ingang om van het zonnetje te genieten. Ik geef de voorkeur aan een wat griezelig aandoend wandelingetje in de absolute stilte om te ontdekken dat de graven net als huizen in een stad zijn genummerd. Op sommige zie ik de tekst ‘abandonado’ staan. Ik kan er tot diep in het vervallen dodenhuis naar binnen kijken … Het korte bezoek stemt mij niet vrolijk, Erna blijft echter opgewekt. “We gaan een levende mythe beleven”, stelt ze voor.

Zij doelt op de tram van Lissabon, het vervoermiddel dat in de heuvelachtige stad vol smalle straatjes uitstekend voldoet. Vlakbij de begraafplaats is de halte van de afgedankte tram 28, die zich als topattractie meestal afgeladen met passagiers dwars door de wijken van de stad wurmt. Wij stappen in voor zo’n ritje met de ‘Eléctrico’, deze historisch ouderwetse tramlijn, die zwoegend en rammelend steile hellingen tot dertien procent (!) bedwingt. Het is een van de populairste ritten van het Cemitério naar de Praça Martim Moniz, dwars door Bairro Alto, Chiado en Alfama. Met zitplaats aan het raam maken we deze bijna verplichte toeristenrit van Campo de Ourique naar de oude wijk Alfama. We slingeren langs de Basílica da Estrela en de mooie Jardim da Estrela, kunnen soms niet passeren omdat een auto in de weg staat, dan weer raakt een tegenliggende tram ons net niet, waarna we via het Palácio da Assembleia da República de nauwe bochten van Bairro Alto passeren. Op het Largo de Camões groet de nationale dichter Luís ons, waarna het trammetje naar het kasteel en Alfama klimt. Waar vroeger verliefde stelletjes een afspraakje hadden – op Largo de Santo António da Sé – stappen wij uit. Alsof het afgesproken werk is, zien we opnieuw de majestueuze kathedraal en de Miradouro Santa Luzia, waar het wemelt van de toeristen.

Net zo interessant zijn overigens de Elevadores, kabeltrams die extreem steile hellingen tussen twee wijken bedwingen. Wij nemen de Elevador da Glória tussen de Praça dos Restauradores en de Rua São Pedro de Alcãntara, waar de Miradouro een prachtig uitzicht op het São Jorgekasteel biedt. Ook hier valt op dat de meeste wagons aan de buitenkant zijn volgekalkt met graffiti. 

In een midweekje hebben wij Lissabon weer leren kennen. De stad opnieuw waarderen is ons gelukt. En we hebben nog een prachtig vooruitzicht, namelijk de rondreis langs een aantal pousada’s onder de noemer het ‘Hart van Portugal’. Dat verhaal volgt in deel 2.

 

1 Reactie

  1. Marijke:
    8 oktober 2014
    Ieder die de schone stad Lissabon op zijn of haar reisverlanglijstje heeft staan zou een uitdraai van jouw verhaal hierboven ter hand moeten nemen om aldus intenser van het Liboaschoons te kunnen genieten!