Lokroep van de ‘Smaragden Gordel’ (deel 4)

10 juli 2017 - Bandung, Indonesië

In ons programma zit sowieso een bezoek aan de Malabar theeplantage. Deze ervaring kunnen we vergelijken met onze visite aan theeplantage Chá Gorreana op San Miguel, de grootste op het Azoren-eiland en de oudste in Europa, uit 1883. 

Theeplantage Malabar Tea Estate bij Pengalengan, 35 kilometer ten zuiden van Bandung, stamt uit 1890. Deze plantage is door Ru Kerkhoven gesticht, wiens leven uitvoerig is beschreven in ‘Heren van de thee’, roman van Hella Haasse uit 1992.

‘Heren van de thee’ vertelt het levensverhaal van Rudolf Kerkhoven, die werkelijk heeft geleefd aan het eind van de negentiende eeuw en het in Nederlands-Indië wilde maken. Het verhaal loopt van zijn studietijd rond 1870, over succesvolle thee- en kinineplantages in Gamboeng, tot het groeiende ongeluk van zijn gezin in de jaren 1900. Kerkhoven is een typische 19e-eeuwse burger: man, blank en geboren in Nederland, die het oerwoud ontgint en plantages aanlegt en werkt aan de toekomst en aan een deugdelijk gezin. Hij is een veroveraar van de kolonie en benut haar rijkdommen. Het eerste deel geeft het eenduidige leven van een 19e-eeuwse heer van de thee weer.

In het tweede deel worden Kerkhovens veroveringen wranger. Zijn succes is in de ogen van anderen slechts door inhaligheid bereikt. Daarbij lijkt hij de echte noden van zijn gezin, en vooral van zijn vrouw Jenny Roosegaarde Bisschop, nooit te zien. Jenny blijkt het tegendeel van Rudolf: zij is vrouw, blank, geboren in de kolonie, die in het oerwoud duistere krachten vermoedt, die in huis blijft en vaak ziek is, die denkt aan het verleden en haar jeugd. Zij voelt voortdurend onbehagen in het land en in de mensen van Indië en is zelf, wanneer ze aanvallen van hysterie krijgt, het onbeheersbare element in het gezin Kerkhoven. Het verhaal van Jenny in het tweede deel is de duistere zijde van Rudolfs eenduidige leven uit het eerste deel.

De twee delen, waarin Rudolf voor beheersing en Jenny voor het onbeheersbare staat, zijn in de vertelstructuur te herkennen. Het eerste deel volgt Rudolfs perspectief en is dan ook rechtlijnig en chronologisch. In dat verhaal komt echter een scheur bij de eerste ontmoeting tussen Rudolf en Jenny. Vanaf dat moment komen ook haar gedachten en waarnemingen aan bod. Het verhaal wordt steeds fragmentarischer, korte stukken verhaal worden afgewisseld met citaten uit brieven, beschrijvingen van foto’s, jeugdherinneringen en dagboeknotities (Haasse kon daarbij putten uit het archief van de familie Kerkhoven, maar natuurlijk ook uit haar verbeelding).

Onder administrateur Karel Albert Rudolf Bosscha (1865-1928) werd plantage Malabar, gelegen op een hoogte van 1800 meter aan de voet van vulkaan Malabar, tot de grootste en meest efficiënte van Nederlands-Indië ontwikkeld. Bosscha was de eerste manager van de 1400 hectare grote plantage. Hij zorgde voor opleiding van de kinderen van zijn personeel, stichtte een school op de plantage en zette zich in voor de Technische School in Bandung. Op Nieuwjaarsdag eert de plaatselijke bevolking zijn inzet nog steeds. In zijn huis, in oude staat, staan nog zijn oude meubels. 

Het praalgraf met graftombe van Bosscha is er nog steeds te zien.

Theeplantage Malabar is nu eigendom van de staat. Op de enorme plantage met theestruiken zo ver het oog reikt kunnen we het theeproces van pluk tot en met verwerking in de fabriek volgen. Alles wordt met de hand gedaan. De eerste drie blaadjes van de top worden geplukt, dan op nieuwe uitloop gewacht en vervolgens wordt weer geplukt. Soms worden struiken kort gesnoeid voor nieuwe uitlopers.

Na een flinke wandeling en mooie vergezichten gaan we vast een kop thee slurpen …

(wordt vervolgd)