Nederlandse geschiedenis en Indonesië (deel 1)

14 september 2017 - Bandung, Indonesië

Van de aardrijkskundelessen op school herinner ik mij het rijtje Bali-Lombok-Sumba-Sumbawa-Flores-Timor-half Portugees. Dat laatste sloeg op de eigendomsrechten van het eiland Timor. Geschiedenis was niet mijn fort, vooral niet vergeleken met wiskunde en stereometrie. In deze beta-vakken behaalde ik menige tien op mijn rapport, voor het vak geschiedenis zweette ik peentjes om de helft, een (bijna) voldoende te halen.

Op reis in Indonesië loop ik tegen ter plaatse wakker geschud historisch besef aan. Republiek Indonesia bestaat 72 jaar en viert dat uitbundig. Hoogtepunt is 17 augustus, ‘Independence Day’. Rood-witte vlaggen wapperen nadien wekenlang langs paden en wegen in dorpen en steden. Merah Putih heet de Indonesische vlag, mij bekend door tochten met mijn becak in het NH-duin. ‘Onafhankelijkheidsdag’ is de nationale feestdag van Indonesië, die wij net mislopen. Dan wordt gevierd dat op die dag in 1945 het Indonesische volk onafhankelijk werd verklaard, na driehonderd jaar Nederlandse koloniale bezetting.

De Tweede Wereldoorlog heb ik niet meegemaakt. Ik noem mijzelf ‘Bevrijdingskindje’, want geboren in februari 1946. Anderhalf jaar jonger dan de Indonesische Republiek. Tijdens WO II maakt Indonesië als Nederlands-Indië nog deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Ons overzeese gebiedsdeel blijft niet gespaard voor het oorlogsgeweld. De rijkdom aan grondstoffen maakt het tot een belangrijk oorlogsdoel van Japan. Het Japanse leger valt het land in januari 1942 binnen.

Op 27 februari 1942 verliest onze Koninklijke Marine de strijd op zee, waarna het KNIL, het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, de strijd op het land tot 8 maart van dat jaar volhoudt. Java is het laatste eiland dat wordt bezet, waarna een zware tijd aanbreekt. De Indonesische bevolking lijdt onder voedselgebrek en Japanse wreedheid, Nederlandse burgers worden in kampen ondergebracht. Vele krijgsgevangenen worden op transport gesteld naar Thailand en Birma om dwangarbeid aan de Birma-spoorlijn te verrichten.

Op een vroege zaterdagmorgen - eind augustus 2017 - rijden we met onze gids Ajus en chauffeur Ragil, onderdeurtje dat net boven zijn stuur uitkomt, niettemin zijn luxe Toyota honderd procent onder controle heeft, door een voor ons onvoorstelbare drukte op de weg van Jakarta naar Bandung. Het weekeinde is begonnen, vele Indonesiërs trekken eropuit. Auto’s, vooral ook bromfietsen en scooters, soms met een heel gezin van vier personen erop, ladingen goederen tot dubbele manshoogte meesjorrend. We weten niet wat we zien, Azië is ons live onbekend. We snuiven dikke walmende uitlaatgassen op, ondanks de gesloten autoruiten. Onontkoombaar ongezond, tegen beter weten in.

Voor we bij onze eerste bestemming van de dag aankomen, maken we een koffiestop. Ook hier is het gekrioel van auto’s, brommers en mensen ongekend. Bij de toiletten staan zowel bij dames als heren lange rijen in de wacht, wij hebben er geen behoefte (aan). Ons eerste doel is het ‘ereveld Pandu’, een oplopende erebegraafplaats met op het hoogste punt het vlaggenmonument. Hier bevinden zich in alle rust - wij zijn naast twee werklieden de enige aanwezigen - gedenkplaten met de namen van gesneuvelden van de Tjiater- en Soebangstellingen, laatste verdedigingslinies vóór Bandung in 1942.

(wordt vervolgd)

Maak je reisblog advertentievrij
Ontdek de voordelen van Reislogger Plus.
reislogger.nl/upgrade

Foto’s

1 Reactie

  1. Marijke:
    14 september 2017
    Wat een contrast beschrijf je: het oerdrukke verkeer in Jakarte, onderweg naar Bandung, Bandung zelf en dan die stilte op ereveld Pandu. Mooie verstilde foto's erbij. Geschiedenis---niet zo'n fraaie. Maar waar wanneer is geschiedenis wel fraai...