Overwinteren in 'Het Caendorp' (deel 3)

20 november 2014 - Heiloo, Nederland

Wat is het uitzicht vanuit de huiskamer in ons huisje nummer 4 toch mooi. Het lijkt Afrika wel. Je kijkt zo uit op de savanne, overkoepeld door fantastisch wisselende luchten in tinten van de mooiste aquarel. Slechts de wilde dieren ontbreken, al kruipt nu en dan een roodharige katachtige met witte bef slinks in sluiphouding voorbij. Prooidieren te over, lijkt me. Ik heb al een merellijkje tussen de bosjes gevonden, deels aangepeuzeld.

Vanuit ons raam zie ik ons eigen tuintje, afgerasterd door simpel gaaswerk met palen onder de bomenrij. Daarachter ligt het vrije veld, waar de boer soms ploegt, egt en weet-ik-wat verricht. Daar weer achter tekenen de contouren van bosschages en een enkele lodge alias boerderij zich af. Bij tijd en wijle is onze tuin een levendige volière. Twee koppels merels zitten elkaar dwars. Het ene mannetje jaagt achter het andere vrouwtje aan en andersom. Een koppel meesjes gaat onverstoord z’n eigen gang, druk als kleine baasjes. Het roodborstje, een echte solitario, trekt zich gewiekst terug, wachtend op stillere momenten om zich te vertonen.

Verrassing

Wanneer de kudde hanen en kippen ten tonele verschijnt, is het met de rust gedaan. Gekraai en getok alom. Tok-tok-tok, alweer een ei? Ku-ke-le-kúúú! Een ekster landt vlakbij op een tak, om goed overzicht te houden. Ik begrijp sinds kort volledig waarom. Naast ons huisje, tegen de muur onder het keukenraam, heb ik onze fietsen onder een zeildoek geparkeerd. Goed beschut tegen de regen, beter dan in het rommelhok, waar fietsen van anderen, lege flessen en oud papier de ruimte beperken en de kans op blikschade vergroten.

Wat wekt Erna’s verbazing als zij op een keer het zeildoek optilt om haar fiets te pakken? In een kuiltje, weggestopt tegen vijandelijke indringers, liggen vers van de pers kippeneieren te pronken. Verrassing in viervoud, bevestiging dat wij ons daadwerkelijk in het buitenleven bevinden. Bovendien scheelt dit enkele duppies in de huishoudpot. Nu we met regelmaat goed opletten, ontdekken we steeds opnieuw wat ingeschaalde uitwerpselen die in de pan kunnen. Geen vier tegelijk, maar stuk voor stuk. Zijn wij zo ongedurig? We vertellen baas K. onze ontdekking.

“Je weet dat als er één ei ligt, je dit moet laten liggen, hè!”.

“???”.

“Ja, alleen dan leggen ze er een ei bij”.

Weer wat geleerd op de plattelandsuniversiteit.

Boomhanen

Baas K. vertelt ons meer sensatie. “Als ik op een gegeven moment in het donker in een boom hang, moeten jullie niet schrikken, hoor. Dan ben ik bezig met het vangen van een haan, want er lopen er hier té veel”.

Onze reactie kan niet anders zijn dan: “Dat hebben  wij ook gehóórd”.

Nog steeds luiden de vele hanen ieder kwartier als een carillon dat het andere beantwoordt, een veelstemmig ku-ke-le-kúú, soms schor, dan weer hoogtonig, vrijwel dag en nacht. Hoewel het bijna kerst is, lopen de kleurrijke scharrelaars nog altijd rondborstig rond. Zal ik zelf een poging wagen om heer K. te helpen? Ik heb de Spaanse schoonmoeder van mijn broer wel eens op haar achterplaatsje een kippetje de nek zien omdraaien. Het leek wel wintersport, zo’n verenregen …

Nee, toch maar niet. Ik ga wel bij AH langs om een hertenbiefstukje te schieten. Hebben we op tweede kerstdag, met Erna’s moeder als gast, toch een onderwerp aan de dis: ‘Wie kiest partij voor de dieren’.

Volvo-voleur

Vast staat dat het dit jaar geen witte kerst wordt. Jammer, maar het is niet anders. Hopelijk continueert het fascinerend veranderende weer zijn aangename kant. Heerlijke temperaturen, bladstil, geen regen (voorlopig genoeg gehad) en fabelachtige, scharlakenrode tot purperen ochtend- en avondhemelen. Fantastische plaatjes, waarvoor je geen verre reizen hoeft te maken.

Zo ver reis ik momenteel toch al niet. De pogingen om binnen een paar weken in staat te zijn om de halve van Egmond te voltooien, geven schoorvoetende moed. Of het haalbaar is? Ik heb zo mijn twijfels. Daarnaast fiets ik nog altijd mijn pendeldienst naar NS-station Heiloo. Een nieuw treinrooster van de nationale spoorwegen heeft daar geen wijziging in gebracht. Gisteren moest ik wel lachen, tegen vijven wachtend op Erna’s aankomst. Ik verbaas mij over de torenhoge bouwkraan, die boven het Heiloo-er stadshart rondzwaait alsof kerstengelen hun vredige boodschap komen afleveren. Kennelijk wil een bouwvakker zijn familie of kennissen, waaronder een tiener die ik op zijn schoot zie zitten (zoonlief vermoedelijk, hoe bedenk je het), de kerstlichtjes uit de hoogte tonen. Op het perron wacht een dame op haar trein, terwijl ik vlak langs het spoor vanaf de parkeerplaats het adembenemende schouwspel tegen de blauwgetinte donkerende achtergrond gadesla. Opeens roept zij me toe, half fluisterend, wel verstaanbaar: “Meneer, menéér,  daar verderop staat een jongeman aan een auto te rommelen”. Ik kijk om, maar zie niets. Het schemert al licht en ik heb m’n leesbril niet bij me. Niet te beroerd om haar en mijn nieuwsgierigheid te bevredigen, fiets ik een rondje om het geparkeerde blik. Inderdaad staat aan de andere kant een man aan het slot van het voorportier te morrelen. In zijn andere hand houdt hij zijn mobiel aan het oor en vertelt hij zijn verhaal. “Het lukt niet met dat rot ding!”.

Ik stop, kijk toe en stel een bemoeiende vraag: “Is ‘t bevroren?”.

De man bergt zijn mobiel op, knutselt wat door met zijn sleuteltje en moppert: “Nee, dat niet, maar het werkt ook niet”.

Mij rest weinig anders dan de man mijn vertrouwen te schenken. Toch een controlevraag: “Heeft u wel de goede auto onder handen?”.

Hij kijkt me glazig aan, werpt een globale blik over de rest van het wagenpark en ontdekt elders nog zo’n identiek merk uit Zweden. In no time probeert hij daarvan de deur te openen en zie: het lukt hem in ene keer. Hij kijkt over zijn schouder in mijn richting. Maar ik wend mij tot de dame op het perron en grap: “Ach, hij vond die andere auto mooier. Jammer voor hem”. Mensen kunnen soms lekker handig opereren, nietwaar?

Van slag of van de leg

Eenmaal weer thuis op de bank is het in de boom achter het keukenraam behoorlijk onrustig. Ja hoor, nu je erop let, klopt de uitlating van baas K. als een bus. Een flinke haan is in de boom geklommen om te laten zien dat hij de heerser van het park is. Een collega, prachtig van kleur, met witte rondjes aan de zijkanten van zijn kop alsof hij oordopjes inheeft, loopt parmantig met de borst vooruit over het grasveld voor het raam van de huiskamer langs. Hij kijkt naar ons op de bank om medestanders te vinden. “Ik ben hier de baas, zien jullie dat ook?”. De hennetjes scharrelen onrustig rond en heen en weer.

“Zal ik eens gaan kijken wat er rondom ons onderkomen allemaal gebeurt?’.

Ik kan Erna geruststellen. “Geen K. in de boom. Trouwens, ook geen eitje. Ze zijn écht van slag. Helaas”.

Of zou het opzet zijn? Sinds baas K. ons erop attent maakte, lijkt het of ik elk hanengekraai hoor. En erger, het lijkt nu alsof ik daar steeds meer van begin te balen, omdat die krengen je ’s nachts toch zo’n vier, vijf keer ongevraagd wekken. Hun vrouwtjes voelen natuurlijk veerfijn aan dat je steeds meer een hekel aan ze krijgt en straffen je meteen door hun eitjes elders te deponeren. Dat noem ik nou een vorm van vreemdgaan.

Nou ja, het is pas kersttijd, nog geen Pasen. Ik leg me dus toe op het bereiden van maaltijden, waarin eieren geen rol spelen. Hoewel het gevlekte konijn ook met regelmaat en vooral argeloos langs onze voordeur wipt, talen wij daar niet naar. In de eerste plaats denken wij niet zo van konijnenvlees te houden, in de tweede plaats hebben wij hier geen balkon om de benodigde handelingen te verrichten, waarvoor ons overigens ook de moed ontbreekt. Hiep, hiep, hiep, halal …

Vier dagen Kerstmis - zaterdag, zondag, maandag, dinsdag - vergen de nodige boodschappen. Op de fiets én niet te vroegtijdig, om op tweede kerstdag, als Erna’s moeder komt eten, ook nog wat vers in huis te hebben. Het is aardig gelukt, ondanks de gigantische drukte op de vroege zaterdagochtend bij de kruidenier die op de kleintjes let, maar een enorme omzet moet hebben binnengesleept. Veel van de lekkere dingen uit het Allerhandemagazine op mijn boodschappenlijstje schitteren al door afwezigheid. En om nu het ultieme risico te nemen om tot zondagochtend te wachten …

Trouwens, die zondagochtend is ons vaste tijdstip om een ronde buitengaats op schoeisel van Nike en Saucony tegen de klok af te leggen, teneinde de overdaad aan calorieën aan te vreten. Erna doet dat steeds beter en vooral steeds verder. Zij herinnert zich dat ze een jaar geleden wel twee kilometer aaneengesloten kon hollen. Wij brachten toen de kerst in Neurenberg door, bij Michael en Renate, waar de vaste gewoonte was om met dochter Suzanne een stuk door het wald te rennen. In de sneeuw, handschoenen aan, bergje-op, bergje-af. Wel twee kilometer, heerlijk, heerlijk. Thuis, in het vlakke geestgrondengebied achter de duinen – route over Vennewaters, Oosterzij, Vis- en Westerweg - presteert Erna drie tot vier keer zo lang. Dat wil zeggen 49 minuten achtereen, wat volgens mij tegen de zeven kilometer beslaat. Ik geniet mee, want het tempo is in die zin goed voor mij, dat ik daarna nog in staat ben een redelijk ‘snel’ rondje van twee kilometer extra in twaalf minuten af te leggen. Ik moet er niet aan denken dat ik over drie weken in datzelfde tempo liefst 21 kilometer door duinen en over rul zandstrand – voorspelling: hoog water - moet overbruggen. ‘Twee uur’ heb ik immers als eindtijd opgegeven. Opscheppersgedrag of realiteitszin?

2 Reacties

  1. Marijke:
    20 november 2014
    Klopt het dat voor jou het wonen in Caendorp idyllischer en paradijselijker was dan het huidige Limmense wonen? Heimwee? Nostalgie? Je levensreiservaringen lezen gelijk die trein---heb je van die Caendorptijd een dagboek bijgehouden, zodat je nu zoveel details weet te melden?
  2. Peter:
    20 november 2014
    65+, on my way to 70, still young and a good memory about this cosy little 'Caendorp'