Overwinteren in 'Het Caendorp' (deel 5)

21 november 2014 - Heiloo, Nederland

Meterstanden

Ja zeker. Die een na laatste dag van 2006 sluiten wij in de namiddag – voor de thee van half vijf – in stijl af. Het kerstwild is verteerd, Saddam Hoessein in alle vroegte opgeknoopt. Leve de beschaving, de dood aan de barbarij. Wij gaan ervoor. Route 12 in versnelde uitvoering, ik op mijn Shadow Saucony’s, Erna op haar uitgebalanceerde Running New Balances. Nauwsluitende leggings om de gespierde stelten, trainingsjacks in respectievelijk rood (Erna) en blauw (ik). Hopsakee, starten maar. Een prachtronde, het lijkt wel een bergrit. Ik pak mijn eigen tempo, Erna het hare, ieder voor zich, niemand voor ons uit, geen hazen. Het is afzien, want de hellingen zijn gemeen, bovendien staat de zuidwester tegen. Ik ben benieuwd naar onze tijden. De afstand zal vrij nauwkeurig gemeten zijn, zesduizend meter. De PWN is goed in water, maar ook goed in meterstanden, nietwaar. Als ik de mijlpaal van de start weer bereik, klok ik iets minder dan 36 minuten, dat wil zeggen zes minuten per kilometer, tien kilometer per uur. Niet groots, maar het valt me niet tegen. Hoe zal het Erna vergaan? Zij zal het wel zwaar hebben. Ik weet dat ze aan heuvels een bloedhekel heeft en dan heeft zij ook nog veel wind tegen. Ik loop vast naar de auto om haar flesje water en mijn badlaken te pakken. Dan wandel ik tegen de route in. Maakt zij hem af of steekt ze ergens binnendoor? Veertig minuten, 45 minuten, ik zie haar nog niet. Of toch? Ja, daar komt iets roods aan, een trainingsjack in die kleur. Het is Erna, knap hoor, ze bijt door tot het bittere eind. Geen slokje water dan alleen na de finish. Hoeveel? Bijna 48 minuten, ijzersterk, net geen acht minuten per kilometer. En dat op dat zware parcours, petje af.

“Morgen even niet joggen”, weet ze uit te brengen, beseffend dat dat ons vaste patroon op de zondagochtend is.

“Lijkt me verstandig”, mompel ik, “je moet nooit forceren”.

Geen wifi

Het is half januari 2007. Dagen vliegen voorbij, weekeinden vliegen om. Een week is niks. Het ultieme startweekend met de Halve Marathon van Egmond klopt aan mijn deur. Heer K. vraagt me hoe het gaat. “Spannend”, kan ik hem melden, “ik ga m’n best doen. Maar of ik het haal?”. Ik vraag me af of ik voldoende trainingskilometers heb gemaakt.

De baas gaat met z’n vrouw een weekje op vakantie. “Even de zon opzoeken”. Zegt hij. “Waar gaan jullie heen?”, vraag ik.

“Naar Gambia, vrijdagmiddag vliegen we. Dat ligt in Afrika”.

“Gambia? Of Zambia?”, wijsneus ik.

“Nee, Gambia, West-Afrika”.

“Ik ben nog nooit in Afrika geweest”.

“Ik ook niet. Ben wel benieuwd”.

“Nou, in ieder geval goeie reis, en plezierige vakantie als ik je niet meer zie”.

Hij ziet er vermoeid uit, dus een weekje rust is hem vergund. Op het laatste moment moet hij nog hard speuren en graven naar de plek waar waterlekkage moest zijn. De meterstand en de rekening wijzen dat uit. Maar waar het onheil zich bevindt? Alle huisjes hebben vanwege de zoektocht al een halve dag zonder water doorgebracht. De toevoer is afgesloten, tot de rand gevulde reserve-emmertjes in starthouding. De toegang naar het parkeerterrein is van een diepe sleuf voorzien. Of het lek boven water is gekomen? Ik weet het echt niet.

Vrijdag 12 januari gaan de K’s op reis, ’s avonds zit ik zonder wifi-internetverbinding. Komende zondag (14 januari) wil ik in Egmond laten zien wat ik waard ben. De grootste gemene vraag die rond het evenement hangt: kan de run wel over het strand? De wind teistert de kust al de hele week en uitgerekend zondag rond het middaguur - het uur van de waarheid - staat hoog water op de agenda. Ik wil dus dolgraag het laatste nieuws van organisator ‘Le Champion’ volgen. Helaas, geen internetverbinding. En het nieuws via een lokaal of regionaal radiostation kan ik evenmin vinden. Zaterdag 13 januari levert hetzelfde verhaal, hoewel ik tig keerde probeer de verbinding via mijn laptop te leggen. Niks, nada, niente.

Het is zo ver

Zondagochtend, dag van de waarheid. Vriendin B. uit Huizen komt een dagje buurten. Zij brengt - heel lief - een artikel uit een krant over ene Wilma Rusman, winnares in 1985, mee. Het is de zwaarste editie, vol witte poedersneeuw, van alle 35 halve badplaatsmarathons. Deze Wilma uit Limburg presteert het om haar man Peter ook als winnaar te zien finishen. Dat is nog nooit eerder (noch later) vertoond: een winnend koppel, de vrouw bij de vrouwen en de man bij de mannen. Een jaar later stapt die Peter uit het leven, lees ik in het artikel. Wat zeggen ze ook al weer over hardlopers? Tja, ik loop liever wat langer als middenmoter mee …

“Ik ga ervoor”, meld ik Betty, “maar je weet dat Erna niet meeloopt. Een winnend paar zullen we dus nooit worden. Gaan jullie maar lekker even uitwaaien. Alleen niet in Egmond en ook niet in Bakkum aan Zee. Daar is het zonder twijfel hartstikke druk”.

“Je hebt gelijk”, reageert Betty droog, nuchter als ze is.

Ik ga nietsvermoedend op tijd de deur uit, rond kwart voor twaalf, want ik moet in groep 5 om 12.55 uur starten. Op de fiets. De toevloed aan startnummers wordt, hoe dichter ik Egmond nader, dikker en dikker. Auto’s langs de kant van de toevoerwegen, wandelende atleten met aanhang, kortom een wereld(je) vol in beweging, al begonnen op de vroege zondagochtend. Ik voel mij geweldig op m’n tweewieler, in vergelijking met die hele massa die er al ik weet niet hoeveel aan reistijd op heeft zitten. Een kwartiertje warmpedaleren, mijn fiets op de Wiardi Beckmanlaan bij het restaurant in het fietsenrek parkeren, tasje met handdoek en droog T-shirt op de bagagedrager achterlaten, en ik ben het mannetje. Een paar honderd meter dribbelen en ik arriveer in mijn startvak.

Alleen … het is opvallend rustig. Om niet te zeggen stil. Een kille, harde zuidwesten bries slaat recht in je gezicht bij het omgaan van de bocht naar de boulevard. De startvakken zijn allemaal leeg, de pisbakken en poephokken onbezet. Naar het centrum van Egmond lopend wordt het drukker en drukker, de horeca zit overvol, de lijzijde van flats en overige gebouwen fungeert eveneens als beschutting. Daar staan de waterdragers in de rij.

Wat blijkt? Het is om ongeveer 13.00 uur hoog water, waardoor amper strand om te lopen overblijft. Niet voldoende in ieder geval om met tienduizend tegelijk aan de halve marathon te beginnen. De organisatie heeft besloten de start een uurtje op te schuiven. Als je alles van tevoren weet …

Een wereld zonder internet is geen echte wereld, dat blijkt eens te meer. In totaal anderhalf uur dolen in de frisse wind ter voorbereiding op twee uur (of meer) hardlopen is niet echt plezant. Ach was ik maar bij ….. thuis-geblé-ven. Ik probeer mij onder het opladen te vermaken. Praatje hier, kletsie daar, dan gaat de tijd toch nog redelijk snel voorbij. Het moet gezegd, de organisatie van dit mega-evenement is puik. Vele vrijwilligers die op een plezierige manier behulpzaam zijn, informatie geven, de weg wijzen. De ervaring en betrokkenheid druipen er vanaf. Een uurtje om de zee de kans te geven zich wat aan de directe aandacht te onttrekken is net voldoende om soepele doorgang te verlenen. Vooral voor achterin startende vogels zoals ik, want degenen die mij de weg wijzen, hebben het strandzand prima geplaveid. Na drie kilometer door de bebouwde kom in Egmond zelf ontdekt ik dat onmiddellijk en vind een goed ritme achter een ‘ranke hinde’, die mij kilometers uitzicht op haar fraai gewelfde achteraanzien biedt. Dan hoef je je passen niet meer te tellen, je moet dan gewoon op je tellen passen. Zeven kilometer over het strand is zweven in een soort zevende hemel. Restaurant Blinckers – inmiddels definitief gesloten - kondigt zich aan voor je er erg in hebt. Nou ja, tijd om iemand voor een drankje uit te nodigen heb je toch niet. Het tien kilometer punt, halverwege, rond ik in een uur en een paar minuten. Niet slecht vind ik, gelet op strand en stevige tegenwind. Wat zal het duingebied brengen?

In ieder geval andere, lastiger rondingen, want mijn voorgangster heb ik op het strand ruim voor Blinckers al achter moeten laten. Wie is het verstandigst, hoe ver zal ík het schoppen? Dat valt toch tegen. Bij markeringspunt 17 KM is gelukkig verzorging. Ik neem een bekertje warme gele zoete drab en drink het helemaal leeg. Extran? Extract? Extra pep? Hard nodig, want ik zit stuk, maar wil van geen wijken weten. In ieder geval niet van opgeven. Doorlopen dus. 18 KM. 19 KM. Bloedweg, staat op een bordje. Geen bloedbad, wel bloedfeest, zeg maar carnaval bij de tent met jolende idolen: “Nog maar 14 kilometer … je háált het. Dóórgaan”.

1 Reactie

  1. Marijke:
    21 november 2014
    Spannend...eindigen met een cliffhanger. In Caendorp 6. De ultieme Petermarathonapotheose?