Overwinteren in 'Het Caendorp' (deel 6)

22 november 2014 - Heiloo, Nederland

Veel support

Eenmaal bij J.C.J. van Speyk – de vuurtoren – aangekomen, dringt het tot je door. Nog 250 meter, boulevard op, nog honderd meter, finish, laatste tien meter, over de chipmatten, gevolgd door de welverdiende medaille, als extraatje het jubileumboek, de plastic poncho, een flesje drank en heel veel geklap, gejuich, toejuichingen. Geweldig om te ondergaan. Twee uur, acht minuten en een handvol seconden, noteer ik als mijn staat van dienst. Licht oplopende race, heet dat. Nou, dat klopt. Een vlakke race voelt héél anders.

Dat heb je toch maar weer geflikt, denk je dan stoer en met innerlijke trots, zonder dat tegen iemand te zeggen. De tocht zelfs uitgelopen zonder onderweg ook maar op enig moment in gewone pas over te gaan. Dat vind ik het knapst van mezelf, terugdenkend aan mijn eerste halve ooit in Bergen, waar geen einde aan leek te komen. Je kunt toch meer dan je denkt. Maar nu wil ik wel naar huis. Hier op de boulevard is het mij veel te druk.

Tussen de mensenmeute door scharrel ik me een weg naar mijn fiets. Die staat er nog, het tasje zowaar onaangeroerd op m’n bagagedrager. Ik kleed me niet om, de poncho beschermt me wel tegen de koude wind. Op de fiets laveer ik tussen duizenden voetgangers op weg naar sporthal en bussen door in de richting van Egmond-Binnen. Als een van de weinigen op een tweewieler, een voorrecht. Lange rijen staan geduldig voor de tientallen bussen te wachten. Als ik bij Heiloo ben staan ze er vast nog en als ik thuis ben waarschijnlijk ook nog. En tijdens Studio Sport misschien ook nog wel. Langsrijdende automobilisten kijken verbaasd naar mijn mallotige verschijning in klepperende oranje poncho. Die hebben vast nog nooit van de Halve van Egmond gehoord.

Eenmaal thuis zijn Erna en Betty al terug van hún uitstapje, via Erna’s moeder wetend dat de start was uitgesteld. Zij heeft zich met fototoestel enkele uren bij Bakkum aan Zee vermaakt tot ze het koud kreeg en mij nog steeds niet had zien aankomen. De twee dames van huize 4 in Caendorp zijn via Wijk aan Zee naar de Noordpier getuft. Die kant op werd geschaakt en ge-kite-surft, ook niet echt een rustige plek.

“Heel druk. We konden net een parkeerplaatsje vinden. Stoere kerels, hoor, die surfers, kleden  zich in die straffe wind in blote bast om”.

Dat mannen op achtersten van vrouwen letten, alla, maar vrouwen op voorste mannen … Nou ja, ieder z’n voorrecht.

In linker rijtje

Erna speelt deze keer voor de topkok, die ik meestal probeer te zijn wanneer ‘lekkerbek’ Betty op bezoek is. Zij – Erna dus - doet het voortreffelijk. Onberispelijke macaroni met een overheerlijke saus, een snufje knoflook, frisse salade en natuurlijk het onontbeerlijke wijntje. Dat laatste glijdt het makkelijkst bij mij naar binnen, een niet ongewoon uitgangspunt. Ik heb vóór mijn topprestatie slechts een banaan geluncht, daarna is de spijsvertering kennelijk toch wat ontregeld, althans de behoefte was niet groot. Ook niet in kamer 100. Over honderd gesproken, je moet natuurlijk wel de middagindrukken vol adrenaline kunnen uiten. Honderduit, of meer. Gelukkig geven de twee dames mij daarvoor alle ruimte.

Onder de maaltijd belt Erna’s moeder om te melden dat ik over de Egmondse meet ben gekomen. Ze constateert op internet dat ik in het ‘linker rijtje’ sta, nummer vierduizend-achthonderd-zoveel van de tienduizend starters. Dat stelt mij tevreden en op m’n gemak. Heb ik immers niet verwacht. Vriend van Corien en goede kennis van ons Siem H. is twintig minuten sneller dan ik, terwijl hij toch zeventien jaar ouder is (77). Hij blijft met lopen een beest, gelukkig geen bakbeest.

Maandagochtend rond koffietijd ga ik met Corien naar de kust. Eerst een Wiener melange bij Johanna’s Hof, vervolgens een digitale opname maken met medaille en fotoboek van Cor Mooij in de hand, voor plaatsing bij het krantenartikel dat ik in het vooruit al heb geschreven. ’s Avonds brengt Erna alvast een afdruk van een lachende startnummer 12596 in kleur mee, mooi gebaar van moeder en dochter. Nu afwachten hoe dat allemaal in de 50+-krant verschijnt.

Ik baal natuurlijk geweldig dat ik nog steeds niet op internet terecht kan. Wil niet alleen mijn naam en tijd vermeld zien, maar ben ook nieuwsgierig naar de staande (foto) en lopende (film) beelden, die vanuit de organisatie van elk startnummer zijn beloofd. Ik duim maar dat ze die er nog allemaal een tijdje op laten staan. Zaterdag baas K. bij thuiskomst meteen maar even aan zijn wifi-jasje trekken, neem ik mij voor. En een kwart van het abonnementsgeld voor zijn internetvoorziening inhouden.

Gelukkig, de verbinding is weer voor elkaar, ik kan weer e-mailen.

“Dat komt door de storm”, verklaart heer K. Ik kijk hem ongelovig aan. Hij is zo’n type waarop je niet gemakkelijk kwaad wordt. De storm heeft overigens twee donderdagen van januari behoorlijk huisgehouden. Wat een geluk hebben de lopers van de Halve in Egmond gehad. Ik dus ook.

Waar zit het lek

Het loopt nu al weer richting eind januari. Heel klein beetje sneeuw en een korreltje hagel, maar van winter is geen sprake. Jammer, want die paar uurtjes vorst onder een blauwe hemel zijn om van te genieten. Naast westen  tot zuidwesten wind is het bezoek van tuinlieden hier traditie. Ieder begin van het jaar komen ze langs om te snoeien en te harken. Er valt ook heel wat te snoeien, bijeen te sprokkelen en te vermalen. Dagen achtereen zijn de mannen bezig.

Baas K. ook, zij het op een ander vlak.

“Ik verlies hier volgens de meter 1.500 kuub water, maar een lek is niet te vinden”.

Met een vaste medewerker spit hij zowat alle tuinen om teneinde het lek boven te krijgen. Tot op heden zonder succes en met veel tegenslag. De ene koppeling begeeft het of het andere T-stuk laat ook een kiertje open.

“Ach”, zeg ik om wat troost te verschaffen, “wij huurders betalen dat verlies toch met z’n allen”.

“Nee”, weet K. zeker, “het lek zit vóór jullie meters”.

Ik begrijp niet dat zo’n koudwatergeyser in het Caendorplandschap niet ontdekt wordt. Wat ik wel waarneem, is de stapel takkenbossen die enorm toeneemt. Daarna beginnen de tuinmannen pas met versnipperen, maar de techniek laat ook hen in de steek. De versnipperaar weigert dienst en moet eerst gerepareerd worden. Buitenkans voor onze gevederde vrienden om schuilplekken te ontdekken, hoewel het naar mijn mening nog te vroeg is voor nestbouw.

1 Reactie

  1. Marijke:
    22 november 2014
    Was 'vroeger' leuker??? Een wervelend bruisend vroeger beschrijf je, hoewel waterlek en kapotte versnipperaar minder aangenaam waren, hetgeen door de warmte van de overwinning op jezelf door een halve marathon uit te lopen daar ruimschoots tegen opweegt!