Overwinteren in 'Het Caendorp' (deel 7, slot)

23 november 2014 - Heiloo, Nederland

Een ei hoort erbij

Uit het raam kijkend zie ik een zwartwitte rover voorbij schieten. “Kijk nou”, meld ik Erna op de bank, “die had een ei in z’n snavel”. Ik sta vlug op, gluur om het hoekje en ja hoor. Ik spurt naar het keukenraam, kijk om het hoekje en zie de schurk z’n snavel in de grond boren. Bij herhaling. Maakt ie hem schoon of speurt ie naar wormpjes, insekten? Van het ei geen spoor. Ik ga naar buiten om op de plek van de eisprong te neuzelen. Niks te vinden. Erna kijkt me aan, zegt niets. Ik voel de twijfels, bij haar en bij mezelf. Zo oud ben ik toch nog niet dat ik hallucineer, dementeer of anderszins achteruitga.

Een uurtje later hoor ik het beest lachen vanuit de boom. “Ik ga toch nog een keer kijken”. Erna kijkt me weer aan, zonder iets te zeggen. Dan ontdek ik het kippenei, ondergestopt onder takjes en boomblaadjes, heel vernuftig gedaan. Waarom doet zo’n beest dat, die is toch niet van de wintervoorraad? Bovendien is het geen echte winter.

Zondagochtend nuttigen wij zelf een ei, onze wekelijkse traditie. Ik sta voor het aanrecht, kijk door de verwijderde takken recht op het buurhuisje en hoor opnieuw een smakelijke lach. De ekster zit in de boom, boven de eiervindplaats.

“Hij lacht je uit”, meldt Erna met verfijnd genoegen.

Nieuwsgierig speur ik door het raam naar de onderhavige schuilplaats.

“Ik geloof dat hij het ei heeft weggehaald”.

Na de koffie wil ik het zeker weten en loop naar buiten. Inderdaad, de takjes en blaadjes zijn uiteengerafeld, het ei is verdwenen. Geen enkel spoor.

Hemelse kleurlijnen

Het is begin februari, echte winter hebben we nog niet gehad. Soms lijkt het wel lente, vooral als het zonnetje doorbreekt. De natuur is van slag. De eksters stoeien als koppel met takjes en twijgjes alsof dat hun grootste vijanden zijn, terwijl ze daar hun onderkomen van construeren.

Gisteren was het een prachtige dag. Aan het eind van de middag zagen we vanaf de bank landinwaarts een donkergetint wolkendek. De scheidslijn naar het blauwe deel van de hemel liep als het ware van noord naar zuid recht boven ons. Het blauw eindigde in het verre westen. Indrukwekkend is het vliegverkeer hoog aan de hemel. Door de volstrekte windstilte in alle richtingen is dat spel goed te volgen door de witte wolkenstrepen die de jumbo’s achterlaten als waren zij straaljagers. Die lijnen blijven lang op hun plek hangen.

Het allerfraaist is de ondergaande zon, die het wolkenwit een rozerood vleugje geeft. Zo ontstaat een magnifiek lijnenspel in het westelijk deel van het firmament, een kunstzinnig plaatje dat zeker niet elke dag zichtbaar is. Ook al lijkt het met de schaduwen en contouren van bomen, struiken en takken nog altijd een panorama als dat van de Afrikaanse savanne.

In het weekeinde bedenk ik onze goed opgeborgen zondagse fietsen weer eens van onder het zeildoek tevoorschijn te toveren. Zo af en toe een doorsmeer- en invetbeurt kan geen kwaad in het toch vochtige klimaat. Groot is de verrassing als ik het zeil optil. Midden onder de twee fietsen liggen in een ‘kuilnest’ - of is het ‘nestkuil’ - niet minder dan zeventien eieren, waarvan wij de productiedatum niet kennen. Ik pak er twee en leg die op een goudschaaltje voor de eksters. De overige vijftien ontvangen een merkteken van Erna, opdat een nieuwe leg voor vers kan worden aangezien. En ja hoor, de volgende ochtend stoeit het echtpaar ekster om het voor de grijp liggende ontbijt. We kunnen de strijd vanachter het keukenraam goed volgen.

Aan de fietsvoorraad is weer een eitje toegevoegd. De ongemerkte kan niet anders dan vers zijn. Ik geef hem dus een plaatsje in onze koelkast. De verwoede eksteroorlog mondt uit in een verdwenen ei en in de schaalresten van het andere. Op de restanten komen de haan met z’n kippen af, die de laatste restjes van hun eigen soort naar binnen schrokken. De Vlaamse gaaien arriveren te laat om een graantje mee te pikken. In de boom hoor ik het mannetje zijn vrouwtje uitschelden dat het haar schuld is dat ze de boot gemist hebben. “Krraaa, … het duurrrt altijd verrrot lang voorrr jij meekomt”.

Om ook onze fietsen wat beweging te gunnen, maken we na ons rondje joggen van drie kwartier een ritje in het zadel. Het leidt ons naar Egmond-Binnen, waar voor het anders zo rustieke dorp een drukke menigte van belang de bloemenzee in de sporthal bezoekt. Wij houden niet zo van menigtes en fietsen dus voor ons plezier door, langs de Stay-okay-herberg en langs sportvelden. Op ons gemak volbrengen we een tochtje van ruim tien kilometer, waardoor we op deze zondagmiddag na een kopje thee in de gezapige rust van Het  Caendorp vanzelf in slaap vallen. Met de wetenschap dat 020 met ruime cijfers van 010 heeft gewonnen, is dat een heerlijk dromenland …

Baas K. heeft het lek eindelijk boven. We hebben wel drie keer zonder water moeten zitten. Om de plek van vergankelijkheid op te sporen heeft hij op diverse plaatsen een put geslagen, waarvoor de hoofdkraan moest worden afgesloten. Op zijn beurt veroorzaakt dat weer lekkage aan kranen en douchekoppen in de huisjes.

“Een halve dag droogstand en de leertjes krimpen”, legt K. uit. Hij blijft zo lekker bezig, want in alle huisjes moeten de leertjes worden vervangen dan wel ingevet. Bij ons lukt dat met de wastafelkraan, maar die van de douche is met geen moker in beweging te brengen. De douchekraan druppelt dus na gebruik wat na, maar ja, ook hij wordt een dagje ouder. Dat geldt trouwens ook voor ons televisietoestel. De kleuren hebben de neiging om verstoppertje met ons te spelen. Vooral rood slaagt daar goed in, hetgeen het lezen van de teletekstberichten er niet gemakkelijker op maakt. In het vooruitzicht van het betrekken van een nieuwe woning betekent dat wellicht ook dat we op een flatscreen overschakelen. Of zal het beter zijn om de televisie te laten voor wat hij is, een enorme tijdverspilling?

Verhuizen blijft ons bezig houden, want de dagen vliegen voorbij. Op weg naar m’n 61-ste verjaardag zijn we nog een dikke maand verwijderd van de overgang naar huize ‘Bekijk ‘t’ van de familie A. in het Heemskerkerduin. Per 1 april moeten we daar onze boedel uit Het Caendorp hebben gestald, want de K’tjes zijn streng, resoluut en niet te vermurwen. Zij beginnen aan geen enkele opslag van boedel van derden.

Heer A. reageert soepeler. “We vinden vast wel een plekje, mocht dat nodig zijn”. Hij ziet nu al uit naar onze komst, wij passen kennelijk in zijn ‘pulletje’.

Happy egg-hours

De zeventien eieren ‘op voorraad’ heb ik gedecimeerd. Vier liggen er nog met hun merkteken, de overige dertien zijn als voer voor de vogels geofferd. De eksters, argwanend tot in de toppen van hun vleugels, zijn niet meer rond ons huisje weg te slaan. Wie zijn die eierleggende wezens, die hun product zo zichtbaar in de open lucht deponeren? Kippen zonder kop? Scherp om zich heen loerend – ze zien je zelfs achter het gordijntje van het keukenraam staan – kiezen ze hun ‘finest happy hour’ om te roven. Zo’n kippenei gaat gewoon tussen de snavels mee het luchtruim in … tja, waarheen? Waarschijnlijk verstopt voor hongerige mede- c.q. tegenstanders, want in geen velden of wegen zijn ze meer te bekennen. En de ekster is spoorslags terug voor het volgende ei. Je staat erbij en je kijkt ernaar, in dekking weliswaar, maar het klusje is zo gepiept.

Op de vier resterende eieren, voorzien van een merkteken, zit nu dag en nacht een kip te broeden. De temperatuur stijgt als ik het zeildoek optil, want ik wil vaststellen of er nog een vers exemplaar aan is toegevoegd. Met zachte doch stevige drang duw ik de kip van z’n broze plek en tel dan de merktekens en het aantal eieren. Het dwarse beest slaagt er steeds in om de eieren te verleggen en ze om te keren, zodat ik herhaaldelijk moet controleren welke het nieuwe verse ei is en welke de oude zijn. Ja, echt waar, dagelijks wordt één vers nieuw ei aan de voorraad toegevoegd, helaas meestal een henneneitje, een kleintje dus. Het is trouwens een stand-up-comedian-performance als ik de kip van z’n broedsel verdrijf. Zij zit, geloof ik inmiddels, inderdaad te broeden - day and night, night and day - en accepteert geen enkele ordeverstoring. Brullend, schreeuwend, kakelend en moppen tappend laat de actrice zich wegzetten.

Als Erna door het raam naar buiten kijkt, zich afvragend wat er aan de hand is, ziet ze de driftkip een bergje boomzaagsel bestijgen en de houtschraapsels vol woede met hanenpoten opzij en naar achteren verspreiden. Tok, tok, tok, tók, tók … ik heb alweer een ei gejat. De eieren die achterblijven zijn gloeiend heerlijk voorverwarmd. Hoe lang duurt het voor we de eerste lentekuikentjes kunnen begroeten? Ik heb daar echt geen verstand van, hoop daar eerlijk gezegd evenmin op. Nou ja, we zien wel. De omelet van henneneitjes smaakt in ieder geval opperbest.

Op weg naar Pasen – het is de eerste week van maart – herhaalt het ritueel van het eierenrapen zich dagelijks. Elke dag een vers eitje, wat móet je ermee. Wij nemen slechts één keer per week op zondags zo’n gekookt scharreltje tot ons. Moeder kip blijft overigens onverstoord haar broedgang gaan. Ordeverstoring of niet, zij behoudt haar vertrouwen in de overdekte leg- en schuilplaats. Gelijk heeft ze, blijkt op een keer als ik weer langs kom. Met geen mogelijkheid is ze van haar nest te bannen. Pik, pik, pik en nog eens pik. Dat ben ik niet gewend. Een beetje geforceerd duw ik haar met m’n gelooide klompen opzij. Ik schrik ervan, want er is een ei stuk. Er ligt ook een nieuw exemplaar. En dan komt er opeens uit een donker hoekje onder moeders verendek een pikzwart schattig kuikentje tevoorschijn. Niet te geloven. Wel te begrijpen waarom moeder kloek zo kloek reageerde. Jeetje, wat nu? Laat dat andere ei én het henneneitje maar liggen, wie weet wat nog volgt. De broedplaats is redelijk veilig afgeschermd.

“De natuur moet z’n gang gaan”, vindt baas K. als Erna hem van onze gezinsuitbreiding op de hoogte stelt. “Daar verander je niets aan”.

Toch kijk ik nu met schelere ogen naar de eksters die laag langs scheren, en loer ik vijandig naar de rode kat in sluiphouding die haar vaste route volgt.

Tot heden gaat alles goed. We zijn een paar dagen verder en iedere dag is een nieuw ei aan het nest toegevoegd. Moeders heeft wat meer vertrouwen in de raper gekregen. Zij reageert niet meer zo fel en hanig als ik de nieuwkomers weghaal. Een zusje of broertje kondigt zich nog niet aan, het kind van de (Afrikaanse?) vader voelt zich thuis, in veilige haven.

Vanuit het keukenraam zie ik in een kuil een eitje liggen. Het lijkt bovengewoeld. Was het verstopt? Kippen en hanen toeven onrustig in de nabijheid. Dan is daar de ekster. Hij schijt in z’n broek voor de kippen, maar is niet uit de buurt te rammen. Even later is het ei verdwenen. De rover heeft ongetwijfeld toegeslagen en z’n buit in de snavel naar eigen haard meegetorst. De natuur moet z’n gang gaan. Haan en kippen wroeten gezamenlijk de aarde omver.

Het is half maart, het lentezonnetje schijnt overheerlijk. Dat vinden de kippen ook. Met z’n vieren tegelijk storten zij zich op het stenen waterbakje van Erna. Ikke, ikke, ikke, en dan pas jij. Het zijn net mensen. Ze zijn ook niet achterlijk, hoor. Ik weet niet of hun verstand in het eiwit of in het eigeel zit. Maar dat hun klep werkt, is mij volstrekt duidelijk.

Gisteren keek ik voor de aardigheid of er weer een vers ei was gelegd, zoals elke dag het geval is. Zitten er twee dames gezusterlijk naast elkaar te broeden. Tja, het is niet leuk, maar mijn nieuwsgierigheid moet ze toch even wegduwen. Niks bijzonders, ontdek ik, terwijl ik een stevige pik als dreigbrief ontvang. De ene zit op het oeroude ei, de andere kip beschermt haar opgroeiende jong.

Paaseitje, verhuiskarweitje

Vandaag ga ik opnieuw op ontdekkingstocht. In eerste instantie zie ik niets. Vreemd, want als dat oude ei was uitgekomen, moet je toch de resten van de schaal aantreffen. Kijk ik nog eens goed, en wat zien ik? Zit de moederkip-in-spe even verderop bij de muur, in de donkerte, achter de spaken van mijn fietswiel te broeden alsof ze in een zwaarbeveiligde inrichting is opgesloten. Heel slim bekeken, want nu kan ik er niet zo maar met mijn leren pantoffels bij. En een fikse uithaal naar mijn blote hand trekt me bepaald niet aan. Zo ziet de mens hoe hij van een eenvoudig gevogelte kan leren hoe zich te beschermen. Of is het andersom?

Het lijkt wel steeds gekker te worden. Als we ons op de bank zittend omdraaien, zien we een kip naarstig de aarde uit een bloempot gooien.

“Die gaat een ei leggen”, zeg ik tegen Erna.

Zij gelooft er niets van, maar het beest worstelt, wroet en draait maar rond in de krapbemeten ruimte. Op een gegeven moment strijkt het dier neer.

“Net een paasmandje”, zeg ik, “nu het eitje nog”.

Rond de plantenpot is het een zooitje, maar dat mag de pret niet drukken. We nemen nog een kopje koffie, draaien ons weer eens nieuwsgierig om en ontdekken dat de kip is verdwenen. “Wat zei ik je? Een ei”.

Keurig in het midden van de aarde ligt een vers krieleitje, dat ik gauw naar binnenhaal, afspoel en in de koelkast leg. Je weet maar nooit hoe snel die eksters de paasboodschap in de gaten hebben.

Echte feestvierders zijn wij niet (meer), Pasen is niet echt aan ons besteed. Wij hebben inmiddels wel een feestelijk gevoel over het naderende einde van de verbouwing van ons nieuwe onderkomen. Aan onze ‘ophokplicht’ hebben wij voldaan zonder (vogel)griep – hot item in november 2014. We zijn de herfst en de winter uitstekend doorgekomen. De lente wacht ons op, net als ons ‘hutje’ aan de Limmer Hogeweg. Een half jaartje ‘Het Caendorp’ blijft ons voor altijd bij. Nog steeds achtervolgt het ons als wij op de fiets of lopend passeren. Het gastvrije domein ligt namelijk bij ons om de hoek en baas K. blijft de amicale gastheer.

Epiloog, ingezonden door vogelaar Hans, mijn broer (artikel uit de Volkskrant):

Kip scharrelt al lang op het erf van de mens

Kippen blijken al zo'n tienduizend jaar door mensen te worden gehouden. De eerste gedomesticeerde kippen leefden 8.000 jaar voor Christus in noordelijk China, duizenden jaren eerder dan tot nog toe werd gedacht. Dat blijkt uit analyses van kippenbotten, verricht door Chinese onderzoekers. Voor hun onderzoek gebruikten zij het dna uit 39 kippenbotten, die bij opgravingen rond de Gele Rivier zijn gevonden. Ze vergeleken de vogelbotten met moderne en wilde kippensoorten.
De genetische eigenschappen van de oerbotten kwamen sterk overeen met de huidige, tamme kippen, waarmee de gevonden resten waarschijnlijk afkomstig zijn van voorlopers daarvan.

Hanneke Meijer, vogelpaleontoloog bij het Leids onderzoeksinstituut Naturalis: "Er waren altijd maar weinig oude kippenbotten bekend. De oudste tot nog toe gevonden botten waren ongeveer zesduizend jaar oud. En het was onduidelijk hoe huidige kippen daarvan afstammen. Ook omdat we niet weten hoe de uitgestorven voorloper van de kip er precies uitzag."

Zo'n vijfduizend jaar geleden arriveerden de eerste kippen in Europa.

Meijer: "De huidige vondst bevestigt de gedachte dat kippensoorten los van elkaar ontstonden in afzonderlijke delen van Azië. Dat is de heersende theorie, omdat het dna in verschillende vroege kippenbotten behoorlijk verschilt."

Hedendaagse kippen stammen daardoor niet noodzakelijk direct af van de in noord-China gevonden dieren. Pas later verspreidden de Aziatische kippensoorten zich naar andere werelddelen. Zo'n vijfduizend jaar geleden arriveerden de eerste kippen in Europa.

De locatie van de vondsten is volgens de wetenschappers opvallend omdat het noorden van China nu een droge steppe is, waar geen kippen leven. Tienduizend jaar geleden was het echter warmer en natter, meer zoals het klimaat in Zuidoost-Azië. Kippen werden gedomesticeerd door in de bossen wilde vogels te vangen en deze te gebruiken om te fokken. Daarmee ontstonden nieuwe rassen, die van wilde kippen verschillen doordat ze gemakkelijker te houden zijn en meer eieren leggen.

 

Naschrift PS:

Het valt mij op dat er om de hoek, aan Heiloo's Hoogeweg, al geruime tijd archeologen braakliggende gronden aan het afgraven zijn. Ik ga binnenkort toch eens vragen of er ook kippenbotjes zijn gevonden. 
 

 

1 Reactie

  1. Marijke:
    23 november 2014
    Genoten van het eitjesrelaas, belaagd door eksters en verdedigd door kippen! Leefde geheel mee. Kun je niet nog ergens oude dagboeken van jezelf waar dan ook vandaan opdiepen om zodoende verdere herinneringen bloggend uit de doeken te doen en er vervolgens een heuse PS- [ of een pseudoniem]roman van maken? En jij hebt absoluut geen ghostwriter nodig, iets wat Gijp en Kieft niet kunnen zeggen. O zo!