Recensie ‘De Daf van mijn vader’-Thomas Vaessens

6 maart 2018 - Castricum, Nederland

Ooit was ik een autoliefhebber, die zelfs de races met Carel Godin de Beaufort op het circuit van Zandvoort bezocht. Ik was lid van de JAC, Jeugd Automobiel Club. Het Dafje herinner ik mij al te goed, al lag daarbij verre van mijn voorkeur. Het ‘pientere pookje’ leverde niet de indruk van sportieve prestaties op de weg. Mijn optie - net m’n rijbewijs behaald - was de Simca 1000 van mijn vader, waarin ik stoer schakelend de motor aan de achterkant zoevend in vervoering bracht. De blits uithangen met vriendinnetjes, mijn pa moet het hebben geweten. Of niet …?

Mijn eerste eigen auto was een Citroën 2CV, naderhand gevolgd door een half dozijn van diezelfde Eendjes. Voor een Daf 600 haalden wij onze neus op. Vrouwenauto! Lelijke Eend en Volkswagen Kever, dát waren nog eens karretjes. Het kwetsbare Eendje met ‘deurknopschakeling’, grote bol in je hand, de Kever met stang uit de vloer: versnellen ging pittig, van 1 naar 2 naar 3 naar 4. Pienter pookje? Geen denken aan!

Als fervent lezer mag ik tegenwoordig eerder graag genieten van een goed boek dan mij op vier wielen over asfalt verplaatsen. Alliteraties en andere literaire aspecten spreken mij aan, het ‘pientere pookje’ vind ik daarom een mooi begrip. Hoogleraar letterkunde en schrijver Thomas Vaessens trekt dus mijn aandacht met zijn nieuwe boek over het indertijd door mij en mijn vrienden verfoeide vehikel.

Vaessens promoveerde op een proefschrift over de mentaliteit van het modernisme (over alliteraties gesproken). Zijn boek ‘De revanche van de roman (nog zo een) uit 2009 leidde tot veel debat in de Nederlandse media. In ‘De Daf van mijn vader’ beschrijft hij het naoorlogse Nederland aan de hand van het Nederlandse autootje met ‘pientere pookje’ dat daar in 1958 opeens was. Ook ik herinner mij dat wondertje van techniek en vindingrijkheid - ik was toen twaalf jaar - goed. Was deze variant van de iconische 2CV en VW Kever een auto voor Jan en alleman? Een auto om trots op te zijn? Niet echt, ondanks de verwoede pogingen van Hub van Doorne, de ondernemer die zich op z’n Amerikaans met Nederlands doorzettingsvermogen van smidszoon tot grootindustrieel, directeur van een miljoenenbedrijf opwerkte.

‘Truttenschudder’ kom ik als voor mij onbekende (helaas niet allitererende) betiteling voor de Variomatic tegen. Een spottende benaming. In de jaren 1980 is het merendeel van de Dafjes aan gort gereden in achteruitrijraces van de TROS, onder het bezielende commentaar van André van Duin. Dát herinner ik mij nog wel, al keek ik er weinig naar. 

Het boek van Thomas Vaessens komt op mij over als een ‘studieboek’, zoals ik die in het verleden vaak heb gelezen (bestudeerd). Zijn verhaal beschrijft een nieuwe kijk op de ‘sixties’, de revolutionaire jaren uit de vorige eeuw, waar ik goede herinneringen aan heb. In dat opzicht vind ik de geschiedenis over de ondernemingszin van Hub van Doorne, de ‘vader van de Daf’, zeker interessant. Mede omdat het over de ‘gewone man’ gaat, die zich opeens een auto kon veroorloven, over de sluiting van de Limburgse kolenmijnen met alle gevolgen voor de kompels van dien en over de komst van fabrieksarbeiders uit Marokko (land dat ik net heb bezocht).

Meest saillant vind ik het verhaal van de onderwijzerszoon die dacht in de Daf van zijn vader het provinciale milieu van zijn jeugd te ontvluchten. Een vluchtpoging in een autootje met simpele bediening. Ruim vooruitlopend op de zelfbesturende (robot)auto van de toekomst hoefde de Daf-Variomatic-chauffeur slechts te kiezen tussen vooruit of achteruit.

Als ik mag kiezen, herlees ik Vaessens’ boek niet. Ik blader het alleen nog een keer van voor naar achter en van achteren naar voren door, op zoek naar alliteraties, de literaire vorm die mij zeer aanspreekt. Hieronder een aantal - voor liefhebbers - met om te beginnen als eerste het begrip ‘pientere pookje’, dat terecht de nodige keren in het boek wordt herhaald.

romantische rebellenclub (blz. 7)

massamotorisering (blz. 8), massamaatschappij (blz. 8)

metafoor van moderniteit (blz. 9)

culturele connotaties (blz. 15)

accommoderende attitude (blz. 42)

modus van mobiliteit (blz. 66/67)

mannelijkheid en mobiliteit (blz. 91)

machismo van de mannelijke chauffeur (blz. 93)

marketingmiskleun (blz. 94)

multiculturele mijnstreek (blz. 145)

reële risico’s (blz. 212)

voorgoed verloren verleden (blz. 221)

voorgoed voorbije verleden (blz. 224)

sociale stijger (blz. 231)

NB. Ik noem de uitgave van Atlas Contact (235 blz.) een ‘studieboek’, mede omdat het degelijk is samengesteld met tien pagina’s verantwoording, 24 pagina’s bibliografie en een halve pagina illustratieverantwoording.

2 Reacties

  1. Marijke:
    6 maart 2018
    Van Vaessens voor het eerst gehoord, van Dafjes vaker en van alliteraties nóg vaker...ook jij kan daar wat van! Ga het boek niet lezen, vinjenieterreghè?
  2. Tineke:
    6 maart 2018
    Duf Dafje............ al dan niet mee eens. Maar............ga je naar het Duffe Dafje museum dan kijk je je ogen uit wat Van Doorne toch maar even heeft neergezet. Je kunt er niet onder uit, ook al is het museum nou niet echt 'sprankelend' te noemen. Toch zou 'In een D(r)afje de wereld rond' van Wim Dussel wel bij jouw reislust passen. Toch?
    http://daf46.blogspot.nl/2014/06/met-wim-dussel-de-wereld-rond-in-een.html