Stadswandeling door Haarlem (deel 3)

30 november 2014 - Haarlem, Nederland

De Korte Houtstraat is een gezellig straatje en voert mij naar de Korte Annastraat. Voor korte stukjes straat draai ik mijn voeten niet om. Aan Anna’s eind sta ik weer in de Grote Houtstraat. Ik ga vervolgens linksaf naar de splitsing met de Gierstraat. Dan kom ik aan de poort van het ‘Proveniershuis’ voorbij. Dit gebouw was door de Vendels van de Sint Michielsdoelen in gebruik, daarna verbouwde Haarlems bekendste bouwmeester - Lieven de Key - het tot ‘Heerenlogement’, waar de postkoets naar Den Haag voor de deur stilhield. Uit deze tijd dateren ook de huisjes aan de noordelijke zijde van de Kerkstraat, die tot het Proveniershuis behoorden, maar door de Stad Haarlem ten behoeve van de Stedelijke Kas aan particulieren werden verhuurd. De huisjes zijn daarna nooit meer door het Proveniershuis zelf gebruikt. Het Proveniershuis ontstond rond 1790. Provenier is een oud Hollands woord en betekent ‘iemand die van proves (preuves) leeft’, dat wil zeggen van giften, dus eigenlijk een soort gepensioneerde. In 1810 zijn door de Franse bezettingsmacht in de stad verschillende gebouwen voor hun leger en administratie in beslag genomen. De mannen uit het Oudemannenhuis, het huidige Frans Halsmuseum, werden in het Proveniershuis gehuisvest.

Ik verlaat het Proveniershof en ga verder door de Grote Houtstraat in zuidelijke richting. Voor de voetgangerslichten sla ik linksaf de Gasthuisvest op. In de tweede zijstraat buig ik naar links, het ‘Groot Heiligland’ in. Hier zijn het Frans Hals museum, het historisch museum ‘Zuid Kennemerland’, het Spaarnestad foto-archief en het ABC-architectuurmuseum.

Het Frans Hals museum is het museum van de gouden eeuw, genoemd naar een van de beroemdste schilders uit die tijd. Zijn monumentale groepsportretten van feestvierende schutters en vergaderende regentencolleges zijn wereldberoemd. In het museum is ook een overzicht van de Haarlemse schilderkunst uit de zestiende en zeventiende eeuw. In het historisch museum ‘Zuid Kennemerland’ wordt de geschiedenis van Haarlem en omgeving in beeld gebracht. Wisselende exposities gaan in op bijzondere aspecten uit de geschiedenis van de regio Zuid Kennemerland. De collectie van het Spaarnestad foto-archief behelst ruim zes miljoen pers- en documentaire foto’s met wereldwijde onderwerpen. Wisselende tentoonstellingen laten bovendien hedendaagse documentaire fotografen ruimschoots aan bod komen. Het ABC-architectuurmuseum belicht in wisselende exposities diverse aspecten op het gebied van architectuur, stedenbouw, landschap, interieur, fotografie, beeldende kunst en tuinarchitectuur.

Van het Groot Heiligland ga ik naar links het Nieuw Heiligland in om door de poort aan het einde in het Klein Heiligland te belanden. Hoe heilig voel ik mij. Klein heilig, niet schijnheilig. Hier vind ik onder meer het ‘Vrouwe- en Anthonie Gasthuys hofje’. Dit hofje is in 1440 gesticht als een gasthuis, waar reizigers een of meerdere nachten konden overnachten. Het is sinds 1787 aan het Klein Heiligland gevestigd, voordien was in dezelfde gebouwen het ‘Teylershofje’, dat naar het Koudenhorn is verplaatst. Het Vrouwe- en Anthonie Gasthuys bestaat uit een hoofdgebouw uit 1648 en twee zijvleugels uit 1730. De muur aan het Klein Heiligland is van 1787. Boven de hoofdingang is het wapenschild van de 17e-eeuwse eigenaar te zien, de Haarlemse zeepzieder Pieter Joost Bogaertt. Ik verlaat het Klein Heiligland en ga de Cornelissteeg in, kom opnieuw in de Grote Houtstraat, waarna ik rechtsaf tot aan V&D loop. Aan de overzijde op de hoek van de Grote Houtstraat en V&D zie ik de gevel van ‘Het Oost- en West Indies Worstvat’. Tijdens de grote bloei van de Hollandse Zeevaart in Amsterdam, Hoorn, Medemblik en Enkhuizen werden hier in Haarlem de tonnen met gezouten vlees bereid, die de zeeschepen als etensvoorraad op hun lange reizen met zich meenamen. Dat het zoute voedsel scheurbuik tot gevolg kon hebben, was nog niet bekend. De samenhang van dit voedsel en scheurbuik werd vermoedelijk ontdekt na de tocht van Willem Barentz, die met een overwintering in ‘Het Behouden Huis’ op Nova Zembla eindigde. De manschappen die de ontberingen overleefden, hadden na het opraken van de eigen voorraden, vers vlees van poolberen en poolvossen gegeten. Het heeft nog een tiental jaren geduurd voor dit alles werd begrepen, maar het werd uiteindelijk de ondergang voor deze tak van huisindustrie.

In de Grote Houtstraat doorlopend sla ik bij de eerste straat rechtsaf, de Peuzelaarsteeg in. Aan het eind, op de hoek van deze steeg en de Frankestraat, staan de goed bewaarde doopsgezinde (schuil)kerk en het ‘Huis ter Kleef’. De eerste doopsgezinden moeten zich rond 1530 in Haarlem hebben gevestigd. In de begintijd werden de volgelingen ook wel Mennonieten genoemd. Vanaf 1600 zijn er verschillende groepen doopsgezinden geweest, die ieder hun eigen kerkgebouw hadden. In 1784 werden de diverse groepen verenigd in wat nu nog heet de Verenigde Doopsgezinde Gemeente. Binnen in het complex is een plattegrond met uitleg hoe deze kerk met al zijn gebouwen is ontstaan.

Hierna ga ik de Frankestraat in en kom dan uit op de Anegang, die ik schuin oversteek naar de Warmoesstraat. Aan mijn rechterhand zie ik ‘Hofje de Groene Tuin’. Het hofje De Groene Tuin werd in 1616 gesticht door Catharina Jansen Amen, weduwe van Jacob van Schorel. Boven de achteringang, in de Lange Veerstraat, bevindt zich een gevelsteen "In den Groenen Tuin". Deze benaming is afgeleid van de naam van een van de weldoensters van dit hofje, Josina van Groeneven. ‘Ven’ betekent ‘moeras, weide, tuin’. Op de gevelsteen is naast de naam van het hofje nog veel meer te zien dat op Josina van Groeneven wijst. De steen stelt een hof voor, omringd door een gracht met op de voorgrond een zwaan. Deze zwaan is min of meer de hoofdfiguur op de steen, waarmee men doelt op het feit dat Josina het recht van zwanen bezat voor het Spaarne en De Liede: het zogeheten Zwanendrift. Dit recht heeft zij op 2 juni 1608 aan de stad Haarlem geschonken. Door deze gift werd de naam van het hofje ‘De Groene Tuin’.

Ik loop de Warmoesstraat uit en kom op de oude Groenmarkt/Spekstraat. Hier steek ik schuin over en sta dan in de Lepelstraat, die mij terug naar de Grote Markt leidt. Achterom kijkend zie ik het huis met de kogel. Nou ja, ik moet het aan iemand vragen, want het staat nergens aangegeven en je hebt geen erg in de precies in het midden aangebrachte nepmunitie. Gedurende het Spaanse Beleg van 1562 tot 1563 is Haarlem vele malen met zware kanonnen beschoten. Een van de kogels verdwaalde en kwam in dit huis terecht. Er was veel schade, maar er vielen geen doden of gewonden. De mensen vonden dit zo bijzonder, dat zij de kogel in de muur lieten metselen. Ik waag te betwijfelen of dit de echte was.
Links van mij zie ik de ‘Vleeshal’ weer, in 1603 door Lieven de Key gebouwd. Aan dit gebouw is goed te zien dat hij ook in Engeland heeft gewerkt. Doordat vlees niet meer in de open lucht mocht worden verkocht - door vliegen op het vlees kregen de mensen rare kwaaltjes -, besloot het stadsbestuur om een vleeshal te bouwen.

Opnieuw op de Grote Markt struikel ik over het beeld van Laurens Janszoon Coster. Deze Haarlemmer zou in het begin van de 15e eeuw de boekdrukkunst hebben uitgevonden. De Duitser Johannes Gutenberg wordt echter in het algemeen als de uitvinder gezien. In Haarlem staan enkele monumenten ter nagedachtenis aan L. J. Coster, die vooral door Haarlemmers toch nog steeds als de uitvinder van de boekdrukkunst wordt gezien. Na de vestiging van de drukkerij Joh. Enschedé kreeg de stad blijvende reputatie als drukkersstad. Dan zie ik het stadhuis van Haarlem nogmaals. De graven van Holland hadden hier een jachtslot, dat zij later permanent gingen bewonen. De eerste graaf die het pand als woning betrok, was Graaf Willem II van Holland, de latere Roomse Koning, die Haarlem op 23 november 1245 het stadsrecht verleende. Het oudste gedeelte van het stadhuis - dat met de ‘Gravenzaal’ -  moet rond 1010 zijn gebouwd. Het rechtergedeelte aan de Zijlstraat is ook weer door Lieven de Key gebouwd. De Grote en Kleine Vierschaar, met het beeldje van Vrouwe Justitia in top, zijn goed te zien. Op de Grote Vierschaar werden vroeger de ter dood veroordeelden opgehangen. De grote toegangsdeur naar de Gravenzaal is na de grote verbouwing in 1630 aangebracht.   
Voor dit gebouw Haarlems Stadhuis werd, was een ander gebouw op ’t Sand het stadhuis. Dit betrof het eerste stenen huis op de Grote Markt: de ‘Hoofdwacht’. Het dankte zijn naam aan de stadssoldaten, die hier op wacht zaten. Op de gevelsteen staat:

Wanneer de Graef hier op het Sand

Sijn Princenwoning had geplant,

So was dit loflijk oud gesticht

Tot Haerlems Raedhuys opgericht

Naar het oosten kijkend zie ik de majestueuze Grote of Oude Sint Bavokerk nog steeds gloriëren. De allereerste Sint Bavokerk wordt in 1245 genoemd en geldt al, onder andere vanwege zijn klokkentoren, als aanzienlijk. Vermogende personen als Arnoud van Sassenheim fungeerden er als pastoor. Deze kerk is vanouds de Haarlemse parochiekerk geweest, eerst naar de Heilige Maria Magdalena (1147) vernoemd, later naar de Zuid-Nederlandse ridderheilige Sint Bavo. Sint Bavo wordt trouwens ook in het Belgische Gent vereerd.
Ik loop op de Oude Baaf af om de basilicale stijl beter te aanschouwen. Het schip is twee maal zo breed als de zijbeuk. Het gebouw heeft de vorm van een kruisbeeld: de deuren stellen twee voeten, twee handen en het neigend hoofd voor. Maria stond rechts van het kruis, op de plaats van de Mariakapel. De vieringpijlers staan voor de vier evangelisten, de twaalf koorpijlers voor de twaalf discipelen. Het noordertransept is aan Maria, het zuidertransept aan patroonheilige Sint Bavo gewijd.

Op de Grote Markt staan ook ‘De Hallen’, expositie-afdelingen van het Frans Hals museum. Zij bestaan uit de ‘Verweyhal’ en de ‘Vleeshal’. In de kelder van de 17e-eeuwse Vleeshal is het Archeologisch Museum Haarlem gevestigd. Honderden jaren oude bodemvondsten geven informatie over het verleden van de stad. De ‘Vishal’ biedt ruimte voor hedendaagse beeldende kunst. Als ik de Grote Markt verlaat en aan de voet van de Sint Bavo naar de Riviervischmarkt loop, kom ik op het Klokhuisplein. Daar sla ik de Damstraat in, waar zich op nummer 21 het woonhuis van Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778) bevindt. Deze rijke textielindustrieel was een man met grote weldadigheidszin. Hij wijdde zijn leven aan Teylers godsgeleerd  genootschap en het Teylers natuurkundig genootschap. Pieter was een achterkleinzoon van de adellijke Engelsman Thomas Taylor, die in 1580 als gevolg van de geloofsvervolgingen naar Holland vluchtte.

(Meer over stadswandeling door Haarlem? Kijk in deel 4. Zie ook http://www.petersamuel.blogspot.com)

Foto’s

2 Reacties

  1. Marijke:
    30 november 2014
    Jouw conditie moet super zijn om alles van deel 1, 2 en 3 al stiefelend tot je genomen te hebben. In feite kun je je best als erudiete stadsgids aanmelden voor inmiddels vele steden. Wie weet hoevelen er dan aan je lippen komen hangen!
  2. Peter:
    1 december 2014
    Je bedoelt toch geen 'oude vrijsters', I presume?