Sunshine Coast, volop zonneschijn

Van Whistler gaan we via Squamish langs de Sunshine Coast naar Powell River. Na een week van minder goed weer beleven we een dag vol zon met aangename temperatuur. Afritsbroekenweer. In ongeveer een uurtje bereiken we houtzagerijstadje Squamish. Met twee overtochten per veerboot nog in het verschiet, besluiten we om de houtzagerijen aan ons voorbij te laten gaan. Bovendien is het niet de eerste zaterdag van augustus, waarop horden dagjesmensen, vooral uit Vancouver, de traditionele Loggers Sports Day komen bijwonen. Op deze dag met wedstrijden tussen plaatselijke houthakkers werken vele stoere mannen zich danig in het zweet. De grootste hilariteit leveren de proeven van bekwaamheid, wanneer de mannen hun behendigheid op drijvende boomstammen moeten tonen. Dat is geweldig lachen geblazen, we zien het virtueel voor ons.

Elf kilometer voor Squamish passeren we Britannia Beach, waar tot 1930 de grootste kopermijn van het Britse rijk in bedrijf is. BC Museum of Mining, het mijnbouwmuseum van British Columbia, is in een groot wit gebouw gevestigd, waar nog functionerende machines en een collectie oude foto’s zijn te zien. Wij vermaken ons enkele kilometers verderop bij de Shannon Falls, een watermassa die zich van een 335 meter hoge rotswand naar beneden stort. Net als we zijn uitgekeken arriveert een horde van tientallen Aziaten - Japanners, Chinezen-, die de natuurlijke rust van de groene oase doorbreken.

We babbelen wat met de mevrouw op leeftijd uit Squamish, die de souvenirshop bij de waterval runt en stappen vervolgens in de auto, waarmee we de Stawamus Chief Mountain passeren, een berg die de indianen als de ‘geboorteplaats van de wind’ beschouwden. Kale, loodrecht oprijzende rotswanden trekken hier veel sportklimmers. Hoog in de bergen zijn hier idyllische weiden met alpenbloemen en uitgestrekte witte en paarse heidevelden, glinsterende gletsjermeren en voorwereldlijke grotten in afgekoelde lava. Deze ongerepte wildernis onder de rook van Vancouver heet Garibaldi Provincial Park, liefst 195.000 hectare groot. Het allermooist moet de negen kilometer lange trail van Rubble Creek naar Garibaldi Lake zijn. Helaas ontbreekt ons hiervoor de tijd.

Wij zijn op weg naar de Sunshine Coast, een 150 kilometer lange kuststrook van West Vancouver tot Powell River, die zijn naam - in ieder geval vandaag - alle eer aandoet. In de regenschaduw van de bergketens op Vancouver Island biedt deze kust met 2.300 zonuren per jaar een bijna mediterraan klimaat, waar wij heel vrolijk van worden. Kleine kustplaatsjes en beschutte baaien zijn met elkaar verbonden door Highway 101.

Onze trip naar de Sunshine Coast begint met een veertig minuten durende tocht met de veerboot van Horseshoe Bay naar Langdale. Toegangspoort tot die zonnige kust luistert naar de naam Gibsons Landing. Vissersplaatsje Sechelt is niet ver, tegenwoordig leeft het meer van toerisme. Wij reizen door en passeren Half Moon Bay en Madeira Park, waar soms orka’s zijn te zien. Via een mooi traject gaan we langs Garden Bay en over een met meren bezaaide vlakte naar Earls Cove, waar we - na een paar uurtjes wachten - als eersten opnieuw op een veerboot stappen voor de oversteek van ongeveer vijftig minuten naar Saltery Bay. Op een bankje in de open lucht aan het front van onze schuit laten we het spectaculaire fjordenlandschap van de Jervis Inlet aan ons blikveld voorbij gaan.

Vervolgens wacht ons de rit naar Powell River over Highway 101 door bosrijk gebied, met enkele doorkijkjes naar de kust. Een kleine dertig kilometer ten noorden van Powell River eindigt Highway 101, die in Mexico begint en een van de langste en mooiste kustwegen ter wereld is. Aan het einde van de snelweg ligt het schilderachtige vissersdorpje Lund, waar het achtduizend hectare grote Desolation Sound Marine Park een van de mooiste duikgebieden in de onderwaterreservaten van Canada vormt. 

Voor we een onderwaterkijkje nemen, duiken wij na een vermoeiend reisdagje eerst in Powell River even onder voor een nachtje nachtrust.