Met zeemleer in broek naar Stede Broec

3 augustus 2016 - Stede Broec, Nederland

Stede Broec ligt onder de rook van Enkhuizen, verder van huis dan ik ooit vermoedde. Als ik maandagochtend om half acht op mijn fietsje stap, besef ik dat mij minstens vijftig kilometers wachten voor een bezoek aan Erna’s oude schoolvriendin Nettie, kortgeleden nog bij ons op visite, en haar man, die ook met de naam Peter is gezegend. Weervoorspellers hebben de start van de week als gunstigste dag getypeerd: slechts een enkel buitje, matige wind uit het zuidwesten. Heen windje mee dus, concludeer ik. Zo vroeg is het nog frisjes, maar ik wil rond koffietijd arriveren. Op naar Monnik, waar ik steeds ‘de’ voor wil zetten, in dat deel van de gemeente Stede Broec dat Grootebroek heet. What’s in a name.

Nog voor ik ergens in het Noord-Hollandse in de buurt van De Goorn door een deviatie wordt omgeleid, hoor ik twee bliepjes van mijn gsm die in mijn fietstas toeft. Even kijken welk nieuws tussen mijn spaken hangt. Nettie aan het woord. ‘Het plenst hier enorm. Bedenk je je nog?’.

Tot nu toe vlieg ik voortvarend voor de wind, zo gezwind dat het lijkt of ik tegenwind heb. Boven mijn eindbestemming in de verte zie ik inderdaad een grote zwarte, donkergrijze wolkenmassa, daaronder een fijnmazig gordijn. Rookt Enkhuizen of hemelwatert Stede Broec? De omleiding leidt mij van het donkere monster weg, maar even later moet ik er toch weer heen koersen. Geluk bij de natte pech: aan de periferie van de zwarte lucht ontvang ik slechts luttele druppels.

Rond tien uur kom ik in het vrome deel van Grootebroek aan. Mijn Monnikenarbeid volbracht, de voordeur opent.

“Jij bent met de trein gekomen!”

Ik benadruk m’n kilometerstand: 53. Volgens de heer des huizes, vroeger wielrennend fietser, zegt dat niks. “Die metertjes kun je instellen”.

Aan mijn staat van nattigheid hechten de Monnikbewoners uiteindelijk het geloof dat ik vanuit Limmen de hele weg mijn pedalen heb rondgedraaid.

“Kom binnen, de koffie staat klaar”.

Op de nieuwe leren bank begroet spierwitte mops Max mij uitbundig. Intelligent beestje dat mij van een vorig bezoek herkent, twee jaar geleden, ook op de fiets. Ik stel de opgewonden viervoeter gerust door hem een aantal keren over zijn bol te aaien. Na enkele minuten gedrentel en gedraai gehoorzaamt hij zijn bazin en strekt zich naast mij op het antracietkleurige leder uit. Een andere aanwezige vraagt eveneens mijn aandacht. Het is een licht verlegen meiske - schone schijn - met lange blonde haren, dat mij zich ook van twee jaar geleden weet te herinneren. Ze knikt althans van ja. In die paar jaar is zij twee keer zou oud, beter gezegd jong, geworden en inmiddels in mei in groep 1 met schoolgang begonnen. Nu heeft ze vakantie en geniet met haar zusje van negen maanden van het oppasdagje, dat opa en oma een keer per week de handen bindt. Overigens tot grote vreugde van beide grootouders Nettie en Peter. 

Jaylee, die oudste jonge deerne van het jeugdige duo, is tijdens de koffie nadrukkelijk aanwezig. Kysha, haar kleine zusje, slaapt nog. Zij meldt zich na een uurtje via de babyfoon. In handen van oma, op de bank naast mij komen zitten, blijven twee blauwe kijkers onder een donzig, rossig getint koppie met bolle wangen, mij voortdurend onderzoekend aankijken. Zonder een woord te zeggen, dat kan ze natuurlijk nog niet. Zonder een kik te geven. Wie is die vreemde man?

Rond salontafel en kinderbox nuttigen we koffie met marsepeinen mergpijp en chocola. Thuis krijg ik zo’n dikmaker nooit. Zelfs Max voelt zich erdoor aangetrokken. Ik kijk rond en verneem het resultaat van de inspanningen, die de huiskamer een nieuwe aanblik hebben gegeven. Met tv-scherm op bioscoopformaat aan de muur, Peter laat mij een prachtig haarscherp beeld zien. Kleurrijke feestelijke verlichting omfloerst het toestel.

“Jemig, dat is wel vier keer zo groot als ons scherm”, reken ik voor. Ik kan mij voorstellen dat films hier fraai tot uiting komen. Peter beaamt dat.

“Ook natuurdocumentaires zullen mooi uit de verf komen”, concludeer ik.

Natuur is in de Monnikwoning in faunavorm ruim aanwezig. Max heb ik genoemd, Chico is er ook nog altijd. Boven op zijn kooi laat de vrijgelaten ara, of is het een beo - geen idee - zich af en toe horen. Wil hij ook mijn aandacht trekken? In het heldere aquarium zwemmen veelvormige vissen rond. Eentje staat rechtop tegen de glaswand, een andere ligt in een hoek voor pampus.

“Die ene steekt zijn tong uit tegen het glas, zie je dat? En die andere slaapt!”, legt de vierjarige blondine mij uit. Jaylee weet raad met de wereld om haar heen. Opa zoekt haar laatste stukje mergpijp. Max, onderuit in z’n mandje, zal de chocola toch niet …? Nou ja, het was maar een restantje.

Dierentuin, kinder(dag)verblijf, bioscoop, gasterij. Het adres, waar mijn fiets voor het raam pronkt, is multifunctioneel en zeer gezellig. De gastvrouw verzorgt de lunch met belegde boterhammen, karnemelk en koffie. Zij zou zich zo bij Stichting Vrienden op de Fiets kunnen aansluiten. Haar drukke baan laat dat niet toe. Vandaag is haar vrije dag, morgen moet zij weer aan de bak.

Oppassen op kleinkinderen is vrolijk vertier, vooral als Jaylee naar de wc begeleid door de bril zakt en een natte bips oploopt. We lachen om het voorval. Ik heb afgesproken rond enen weer huiswaarts te keren om tijdig - voor het avondeten - thuis te zijn.

“Kijk, het zonnetje breekt voluit door”.

Wanneer ik zelf uit het kleinste kamertje terugkeer, grap ik zodanig naar oma dat Jaylee het wel móet horen: “Goh, ik ben ook met m’n bips in de wc gezakt. Helemaal nat, gelukkig heb ik een handdoek bij me”.

Jaylee luistert met een scherp oor mee, kijkt me schuins aan, zegt niks.

De familie doet mij uitgeleide als ik vol goede moed de terugtocht aanvaard. Jaylee deelt op verzoek een kus aan me uit, aarzelend, op een ongeschoren wang, eentje maar. Voor een tweede wendt zij zich af.

“Een baard vindt ze maar zozo”, zegt oma.

“Door het bos even naar links, dan kun je over de dijk langs het IJsselmeer”, luidt Peter’s advies.

Goede raad vindt altijd mijn opvolging, vooral als het genoeglijk fietsen langs het water betreft. Zelfs als ik vermoed dat ik stevig windje tegen heb. Stralende zon maakt alles goed, ook de tegenstand van de flinke zuidwester bries. En mooi is de trip, met links het water en rechts groen polderland onder een steeds blauwer wordende hemel.

Mijn snelheid is beduidend lager dan op de heenreis. Zonder haast stop ik af en toe voor het uitzicht of een foto. Een Deens echtpaar nuttigt bij een Volkswagenbus, hun camper, een verlate lunch. Hun hond loopt - aan de lijn - de dijk op. Ik herinner mij meer dan een halve eeuw terug in de tijd, als tiener in een uitwisselingsprogramma van voetballertjes naar Denemarken.

“Lang geleden was ik in Kopenhagen”, memoreer ik in het Engels. “Wij logeerden in Gentofte, bij onze tegenspelers in huis”.

Hoe klein is de wereld.

“Daar ben ik geboren”, zegt de Deense toerist met een glimlach. Hij is nu na een bezoek aan vrienden in Breda op toeristieke thuisreis.

“Mooie stad, bijzondere taal”, vind ik. Ik bedoel zijn Deense hoofdstad Kopenhagen. Ik brabbel in rap tempo ‘røllekløre med fløre, knäckebröd, sackerheds tandstickør’, een reflex wanneer Denemarken mijn revue passeert. De man uit Gentofte snapt mijn grap. Hij neemt lachend een hap van z’n knäckebröd, door zijn vrouw belegd. Ik moet denken aan mijn Deense ontbijt in die goeie, ouwe tijd. Met enige rilling, want het bestond uit brood met rauwe biet en een glas bruisende coca cola. Ontbijtje, hoor.

Even verderop passeer ik het knusse Hoorn, waar de terrasjes in het centrum goed zijn bezet. Het is geen Amsterdamse drukte, de meeste bezoekers bevinden zich onder zeil op het water van de voormalige Zuiderzee. Na Hoorn pak ik het uitzicht vanaf de dijk nog een paar kilometer op - Hollandse luchten, witte stapelwolken, lichtblauw decor - om vervolgens rechtsaf, westwaarts naar de Noordzeekust te trappelen. Er resteren met een flinke zucht tegen een ruime dertig kilometers door doodstil polderland. De laatste tien naar kaasstad Alkmaar komen mij langzaamaan de neus uit. Doorbijten luidt het devies. Het spoor loopt elders, geen - verleidelijke - keuze is voorhanden.

Op m’n ontblote tandvlees arriveer ik even na half vijf in Heiloo. Daar weet ik van het bestaan van ‘Di Fiorentina’, gerenommeerde ijszaak die ook bij ons zeer in trek is. Ik besluit de verlokking te bezoeken, waarna ik Erna rond vijf uur bij NS-station Heiloo wil opwachten. Nee, zonder ijsje, wel met een vermoeide glimlach boven de rauwe billen in mijn met zeemleer gevulde fietsbroek. Dat het vanmiddag een stralende zomerdag is, blijkt bij het ijspaleis. Het terras zit tjokvol. De rij belangstellenden voor de counter met tientallen kleuren en smaken ijs tot buiten op de stoep. Jammer dan. Daar heb ik echt geen trek in. Ik zie van mijn likzucht af, wel zo fair tegenover mijn partner in onze strijd tegen obesitas. Nou ja, o-be-si-tas, dat valt bij ons vooralsnog wel mee.

Exact op tijd stopt de trein uit Amsterdam. Erna kijkt verrast op. Na een kwartiertje adempauze ben ik in staat om de laatste loodjes in haar tempo naar huis af te leggen. Daar kijk ik op mijn tellertje op het stuur, dat 109,62 kilometer aangeeft.

“Kun je zien dat Peter van Nettie vroeger heeft gewielrend”, zeg ik tegen Erna. “Toen ik bij hun vertrok voorspelde hij dat ik door hun bos iets omrijdend op 110 kilometer zou uitkomen”.

Tevreden over m’n geslaagde dagtrip stal ik mijn fiets en stap ik op de weegschaal. Geen grammetje minder dan vóór vertrek, hoe is dat mogelijk? Obesitas blijft op de loer. Misschien moet ik, net als mijn naamgenoot uit Grootebroek ooit deed, overgaan op een rondje IJsselmeer van zo’n tweehonderd kilometer. Dat zou meteen een goede voorbereiding zijn voor het voorjaar van 2017. Dan wil ik Nettie, Peter én Max, op vakantie in de Franse Auvergne, met een bezoek aldaar vereren. Op de fiets … ten minste, als mijn zeemleren lap blijft meewerken.

O ja, Nettie stuurt mij ’s avonds nog een mailtje. Zij vindt dat ik over de terugweg wel erg lang had gedaan, ha ha. Bovendien vertelt ze dat Jaylee opgewonden haar ouders heeft geïnformeerd over ‘die Peter, die een natte bips op de wc had opgelopen’.

Ach ja, ik ben dat wel gewend. Op blonde meisjes heb ik altijd veel indruk gemaakt. Het omgekeerde is trouwens ook het geval. Nog altijd.

Foto’s

2 Reacties

  1. Truus de Vries:
    3 augustus 2016
    Met een racefiets gaat het natuurlijk vlugger. Ik vind het knap om er rond koffietijd te zijn.
  2. Marijke:
    3 augustus 2016
    Een dag om voor altijd in je hart te koesteren. De foro's spreken hartverwarmend mee. Misschien moet je na een volgende fietstocht van ruim 100 km ook thuis door de wc bril zakken en dan terecht komen in helend zadelpijnwater?