Overwinteren in 'Het Caendorp' (deel 4)

20 november 2014 - Heiloo, Nederland

Kerstmis 2006. Geen vlokje sneeuw, geen druppeltje regen, evenmin een zonnetje. Slechts een door lichte zeedamp beheerste grauwsluier. Tijd voor een stevige lunch met wildpaté en vijgen, weggespoeld met een Spaanse Rosado. Daar kun je vast goed op wandelen, denken Erna, Corien en ik. We zijn niet de enigen die vanuit Egmond-Binnen via de duinheuvelen de kuiten strekken en een stuk langs het strand kuieren. Grauw, grauw, grauw, maar gezond. Je moet er echter niet aan denken dat over een week de eerste diehards alweer een NieuwjaarsNoordzeeduik nemen. Alsof zij down under zijn om het nieuwe jaar te dopen …

Voor Erna en mij is deze kerst de 25-ste die we met elkaar vieren. Hoe is dat mogelijk? Ik heb het nog nooit zo lang bij een baas uitgehouden. Erna verdient dus een lintje. Gelukkig heeft Cor heel attent een schitterend ‘bruids’-boeket meegebracht, bestaande uit prachtige grote witte rozen, gelardeerd met stefanotussen, waar zilveren takken met besjes doorheen zijn gedrapeerd. In één woord een zilverbruidsschat! Prachtig. Daar moet op gedronken worden. En gegeten natuurlijk, wij zijn geen hongerstakers, maar levensechte zondaars.

Niet vergeefs heb ik urenlang aan mijn hobby besteed. Viergangenmenu voorzien van vlees-, vis- en groentinten, bourgondische aardappeltjes en een tiramitoe. De rode Penfolds uit het glas is een roemer van onze downundervriendin Anne, die ongetwijfeld aan het strand ligt te bakken. Met sardientjes of snappers or so.

Bijkomend bij een kopje leut en met elkaar wat filosoferend over het ‘Mysterie van de lach’ – schrijven houdt onze gemoederen flink bezig – bedenk ik een uitje in het avonddonker naar de krochten van IJmuiden (of all places) on Boxing Day, als dat ten minste tweede kerstdag is. In mijn wekelijkse job op het snijvlak van nieuwsgaring en informatiedistributie - met middelbare en hogere beroepsopleiding op zak moet je het rondbrengen van lokale sufferdjes toch enig cachet geven – heb ik het licht ontdekt op de weg naar de Kennemerboulevard, waar solozeiler Henk de Velde nog altijd ligt aangemeerd voor een eeuwig durende trip over de oceanen naar nowhere what-ever. Op het vasteland van wat volgens mij een camping in de duinen is, langs de Badweg, heeft iemand met tijd, geduld en pecunia te over zo’n zes-tig-duizend lichtjes opgehangen. Kerstmis heeft werkelijk impact. Vallende sterren, kerstbomen, kerstmannen, kerststal, een complete zee van indrukwekkende (knipper)lichtjes trekt op dat late moment zeven toeschouwers, waaronder ons drietjes.

“Dat doet de eigenaar al voor de zeventiende keer”, weet een vrouwelijke kenner uit de buurt te melden. ‘Hij is overleden, maar zijn  vrouw heeft het met kinderen, kleinkinderen, ooms, tantes, neefjes en nichtjes voortgezet. Vorige week is er open huis gehouden. Toen kwam Piet Paulusma het weerbericht hier presenteren”. Hoe gezellig wil je het hebben.

Als die eigenaar niet slaapt, kan hij van boven zo naar z’n oude stek op aarde googelen, bedenk ik, terwijl ik me afvraag wie al die kerstversiering weer gaat opruimen en, sterker nog, hoe en waar berg je dat in godsnaam op. En eh … wie betaalt de elektriciteitsnota?

Op de terugweg over de sluizen rijden we tegen de lichtjeszee van Hoogovens, pardon Corus, (inmiddels Tata Steel) aan. Minstens zo imposant, kunnen wij tevreden over het bizarre uitstapje vaststellen.

De Jutter

Donderdags rijd ik de route opnieuw. Nu in de onvolprezen blauwe bus, waarmee ik IJmuiden en Velsen-Noord van in totaal zeventienduizend ‘Jutters’ voorzie. Een geliefde weekkrant, waarvoor sommigen mij achterna racen om een exemplaar te bemachtigen. Aan het eind van mijn rondrit begeef ik mij weer over de Badweg naar de Kennemerboulevard, waar de jachthaven ligt te pronken. Eind van de middag schemert het, dus het verlichte kerstdorp lacht mij weer tegemoet. Voor de Jutterbezorger, zijnde welkom bestemmingsverkeer, opent de havenreceptionist op afstand kantoorhoudend de slagbomen, zodat ik mij naar het kapitaalkrachtige stukje water naast het reusachtige Holiday Inn Hotel kan begeven. Niet alleen lichtreclames nodigen mij uit. Schepen, scheepjes, jachten en jachtjes stralen eveneens een vrolijk sfeerbeeld uit. Stille nacht, heilige nacht. Wie er oog voor heeft, staat even stil bij de feeëriek verlichte watervoertuigen. Ik stop dus, stap uit en geniet volop, het is ten slotte helemaal niet koud. Er is geen mens te zien. Op de achtergrond noordwaarts lichten de hoogovens op, oostwaarts draait de vuurtoren zijn flitsende rondjes, en in het westen zijn een paar vroegknallers - naar ik vermoed op het strand - hun vuurwerk aan het afsteken. Rode en groene vuurpijlen beklimmen de donkere hemel. Dit is een wondere wereld van kerstlicht, waar ik nog nooit bij heb stilgestaan. Terugrijdend zie ik in rood het reclamelicht van ‘Warsteiner’ opdoemen. Waarom weet ik niet, maar het doet me denken aan de rij prominente bunkers die ik passeer. Komt door m’n taalgevoel, denk ik. War is over en een bunker is ook van steen. Het slaat nergens op, deze geest van verlichting. Ben ik in trance?

Haantje de voorste

Eenmaal weer in mijn thuishaven, in de oase van rust aan de Groeneweg, is het op een andere manier genieten. We zijn zo’n beetje op de helft van ons huurcontract, dat op 1 april 2007 afloopt. Vaste gewoonte is inmiddels om de meterstanden van gas en electra aan het eind van de maand door te geven. Baas K. houdt de waterstand in de gaten. Daartoe moet hij wel steeds met zijn spa op stap, want de meter zit gewoon onder de aarde in de tuin verstopt, een centimeter of  dertig, veertig diep. Eens per twee maanden graaft hij zich dus suf bij vijftien huisjes. Daar is toch wel wat op te verzinnen, denk ik dan. Maar ja, hij zit in de vut en is graag bezig.

Het lijkt er trouwens op dat ons roodborstje een logeetje heeft. Nu huppen er twee rond.

Erna heeft een kleine twee weekjes vrij en vermaakt zich ook door vanaf onze bank voor het raam de tuin te bespioneren, waar het grote vogelspel zich afspeelt. Dat we hier nog geen vos hebben gezien …

De een na laatste dag van het jaar is het raak. Het stormt als een gek. Zuidwesten wind, kracht zeven, misschien acht. Zelfs de hanen houden stil hun adem in. Of zitten ze in de boom? Baas K. vertelt ons dat hij er inmiddels drie gevangen heeft. Voor de volledigheid vertelt hij erbij dat hij ze naar een kennis in de buurt heeft gebracht. Wij mogen er soms wat van denken.

Heer K. is een aardige vent, druk doende met van alles en nog wat, maar altijd in voor een babbeltje. En belangstellend. “Nog hollen vandaag?”. Hoewel hij dat zelf maar niks vindt. “Ik vind het wel knap, hoor, zo’n afstand. Nee, helemaal niks voor mij. Je doet nog steeds mee, over twee weken?”.

Als ik zijn laatste vraag bevestigend beantwoord, schudt hij met zijn hoofd. “Heb je die ene haan gezien, zonder staart? Had ik haast te pakken. Nee, met die storm klim ik de boom niet in, maar pak ik de ladder. Sta ik halverwege, is de vogel gauw gevlogen. Je moet gewoon wachten tot het donker is. Probeer zelf maar eens om er een te pakken”.

Ik kijk Erna aan en zij mij. We lachen schuchter. “Niks voor ons”.

Walk-over

Gisteren ontdekten we een nieuwe wandelroute door het duin bij Egmond-Binnen. Als je de auto van Erna’s moeder te leen hebt, komt je daar makkelijker toe. Met name als het rustige windstille weer daartoe uitnodigt. Vier kilometer van ons huisje verwijderd, vanaf de parkeerplaats voorbij Anno Nu, de vroegere Boerenwagen, waar we ooit struisvogelbiefstuk aten, start een rondwandeling onder nummer 12. Het bordje geeft de lengte aan, 6 km. Dat moet dus in een goed uur te doen zijn. En jawel, hoor, heerlijk, heerlijk. Hoewel over een hellend vlak – dat maakt het voor mij juist extra aantrekkelijk – lopen we op ons gemak de zes kilometer in vijf kwartier. “Een mooie trainingsronde”, zeg ik tegen Erna, die huizenhoog tegen hellingen opziet. “Het nadeel is alleen dat je er op de fiets heen moet, en dan ook nog weer terug, bezweet en al”. Mooi is het echter, met slechts een handvol stappende soortgenoten in tegengestelde richting. Op het enige stukje bestrate weg uit de route – Van Oldeborghweg – horen we sjok sjok in onze rug. Heel langzaam komt een eenzame jogger voorbij, de haren zilvergrijs en het gelaat lichtelijk rood aangelopen. Hij gaat net iets sneller dan wij, in hele kleine, regelmatige schuifelpassen. Ik schat hem rond de zeventig. Erna vindt hem moedig. Inderdaad. Wij steken op aanwijzing van het routepaaltje rechtsaf het donkere, vochtige bos in, de afsteek naar de Staringweg. En ja hoor, daar schuifelt hij weer, hetzelfde tempo, dezelfde gelaatskleur, opnieuw nietszeggend, recht voor zich uitkijkend. Hij heeft een blokje om gelopen. Best moedig, want hij moet nog ver, bevindt zich immers midden in het duingebied. Wij zijn zo terug, want met de Heerenweg oostwaarts in het vizier, een aantal koeien in de tussenliggende wei, en de campers werende slagboom van de parkeerplaats in beeld, links van een nolletje mooi te zien, ruiken wij de stal. Een uur en vijftien minuten, een mooie walk-over. Eens uitproberen hoe snel ik dat joggend kan. En zien of Erna meewil.

1 Reactie

  1. Marijke:
    21 november 2014
    aaahhh, ik begin in de kerststemmming te komen na al dat lichtjeslezen. Nog niet in de jogginsstemming, ben ik te lui voor.
    Op naar Caendorp 5, staat al op mijn laptop vermeld. Tot reacties!